WILLEMSTAD — Biomet Nederland en niet Biomet Curaçao heeft een vordering op de Taamskliniek wegens onbetaald gebleven facturen. Daarom heeft het Hof net als het gerecht in eerste aanleg onlangs besloten om de vordering van het Curaçaose bedrijf af te wijzen. Volgens het Hof is het hoger beroep tevergeefs ingesteld.
In 2002 zijn Biomet Curaçao en de Taamskliniek een samenwerkingsverband aangegaan. Biomet kocht protheses in voor voor de Taamskliniek van het niet aan haar gelieerde bedrijf Biomet Nederland.
Dit bedrijf leverde de protheses aan Biomet Curaçao en stelde de desbetreffende facturen op naam van de Taamskliniek.
Feitelijk werden deze facturen betaald door Biomet Curaçao.
Vervolgens leverde Biomet Curaçao genoemde protheses aan de Taamskliniek.
Biomet Curaçao stuurde hiervoor aan de Taamskliniek facturen, bestaande uit het oorspronkelijke, door Biomet Nederland gefactureerde bedrag, verhoogd met winst.
Partijen hebben afgesproken dat de Taamskliniek een deel van deze winst zou krijgen, namelijk 20 procent.
Per 1 december 2008 zegde de Taamskliniek de samenwerking met de Curaçaose onderneming op.
Het ziekenhuis zou voortaan direct de protheses via Biomet Nederland inkopen.
Biomet Curaçao vorderde een bedrag van meer dan 1,7 miljoen gulden.
Volgens het bedrijf zou de Taamskliniek zich nooit aan de afgesproken betalingstermijn van 60 dagen hebben gehouden en kreeg het ten onrechte steeds een korting van 20 procent op de factuurprijzen.
De Taamskliniek heeft betwist dat partijen een betalingstermijn als voorwaarde voor de winstdeling (20 procent) zijn overeengekomen.
Het Hof oordeelt net als het gerecht in eerste aanleg dat Biomet Curaçao nergens kan aantonen dat de vordering terecht is.
Het bedrijf moet ook opdraaien voor de proceskosten van de Taamskliniek.
Het Hof deed op 4 juni uitspraak.