Opinie Marguérite Nahar
Via de gebruikelijke nieuwsmedia op Curaçao vernam ik dat er een voornemen bestaat om op korte termijn een overeenkomst te sluiten met een lokale groep onder de naam CORC, om de olieraffinage met de voormalige Isla raffinaderij voort te zetten en die groep tevens de oil terminal op Bullenbaai in exploitatie te laten nemen.
Aan het toekomstige Kabinet
van Curaçao.
Ter attentie van de beoogde Premier,
de heer G. Pisas, alsmede aan de
beoogde Vice-Premier, Mw. L. Larmonie
Den Haag, 27 mei 2021
Betreft: het Landsbelang van Curaçao versus het belang van een klein select groepje, alsmede bij hun betrokken buitenlandse belangen.
Geachte heer Pisas en mevrouw Larmonie,
Via de gebruikelijke nieuwsmedia op Curaçao vernam ik dat er een voornemen bestaat om op korte termijn een overeenkomst te sluiten met een lokale groep onder de naam CORC, om de olieraffinage met de voormalige Isla raffinaderij voort te zetten en die groep tevens de oil terminal op Bullenbaai in exploitatie te laten nemen.
In verband met dit voornemen voel ik me geroepen om het hiernavolgende onder uw aandacht te brengen:
In de lokale nieuwsmedia van Curaçao is er ook gewag gemaakt van het formaliseren van de beoogde rechtsbetrekking met de CORC groep in de vorm van een (aan de CORC groep te verlenen) recht van erfpacht. Een dergelijk erfpachtrecht voor het vormgeven aan de rechtsbetrekking, is ten sterkste af te raden en wel om de volgende redenen:
De rechtsgevolgen van een dergelijk erfpachtrecht zullen, niet alleen in juridisch, maar ook in economisch opzicht, zeer nadelig uitpakken voor Curaçao, want in juridisch opzicht wordt de erfpachter de facto eigenaar van het in erfpacht gegeven terrein met de opstallen. En in economisch opzicht zal dit erfpachtrecht een belemmering vormen voor de toekomstige economische groei die er voor het land Curaçao kan worden behaald met de grootschalige ontwikkeling van het totale Bullenbaai Gebied tot transitohaven in eigen beheer van het Land. Dit is een haalbaar scenario, vanwege de unieke logistieke positie van de Bullenbaai op de maritieme snelweg via het Panamá kanaal naar het Verre Oosten.
Ook het daarmee gepaard gaande risico (een onvermijdelijk rechtsgevolg) dat niet alleen het beheer en de exploitatie, maar zelfs het eigendom van de oil terminal plus de aangrenzende waterkavel via natrekking zal overgaan in handen van de erfpachter, mag niet uit het oog worden verloren.
Een ander, buitengewoon zwaarwegend, risico is dat de erfpachter bevoegd en gerechtigd is om een (eventueel zeer grote lening) te sluiten, met als daartoe strekkend hypothécair onderpand, het in erfpacht gegeven terrein, inclusief de oil terminal met de aangrenzende waterkavel.
Indien vervolgens de geldlener in gebreke blijft met de overeengekomen aflossing van de leenschuld, is de geldschieter bevoegd het onderpand executoriaal te verkopen en dan zou de diepzeehaven op Bullenbaai via die weg in – thans alsnog onbekende – buitenlandse handen kunnen vallen, die echter in geopolitiek opzicht voor het Koninkrijk wellicht onwenselijk kunnen worden geacht.
Bovendien zou Defensie van het Koninkrijk belast zijn met de verdediging van het Bullenbaai Gebied tegen ongewenste inmenging, of acties van de soort waarmee nu reeds regelmatig de Golfstaten in het Midden-Oosten geconfronteerd worden. Die militaire verdediging zou niet alleen miljoenen kosten, want militaire interventies zijn zeer kostbaar, maar een dergelijk scenario zou er bovendien op neerkomen dat de Defensie van het Koninkrijk zou moeten worden ingezet voor de bescherming van buitenlandse belangen in het Bullenbaai Gebied.
En dan zou de Nederlandse belastingbetaler moeten opdraaien voor kosten van een zodanig onwenselijke situatie die ver van hun bed aan de overzijde van de oceaan plaatsvindt een waar zij part noch deel aan hebben. Dit zal de nodige irritatie en weerstand oproepen bij de burgers van Nederland jegens Curaçao.
Tegen de humanitaire noodsteun heeft men hier in Nederland geen bezwaar, want over het algemeen is de volksaard in Nederland geneigd tot donatie aan degenen -waar ook ter wereld- die in nood verkeren, zeker ook in Curaçao. Ten aanzien van hoge kosten voor militaire interventies op Curaçao zal de publieke opinie in Nederland echter niet zo mild reageren.
In verband met de verdragsrechtelijke verplichtingen tot klimaatbeheersing van het Koninkrijk (inclusief het autonoom land Curaçao dat ook verdragspartner is) en heel specifiek verwijzend naar beperking van de CO2 uitstoot, zal de beoogde voortzetting van de raffinage activiteiten een buitengewoon contraproductief effect sorteren, omdat die voortzetting lijnrecht indruist tegen de verdragsverplichtingen die ook voor Curaçao gelden.
Met name de punitieve financiële sancties, die nu reeds wereldwijd worden opgelegd bij de overtreding van de internationale milieunormen, zullen in de toekomst een zware belasting voor de landskas van Curaçao opleveren.
Gisteren is er hier in Nederland vonnis gewezen tegen de SHELL in een procedure die werd aangespannen door Milieudefensie en enkele andere milieu organisaties. De beslissing was verpletterend in het nadeel van SHELL, die is opgedragen bij rechterlijk bevel om vóór 2030, dus binnen negen jaar) de CO2 uitstoot die SHELL wereldwijd veroorzaakt, met 45% (dus met bijna de helft) te reduceren. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, dus ook al gaat SHELL in beroep, ze moeten toch meteen beginnen met die reductie van de uitstoot.
Met deze uitspraak in Den Haag is er ook wereldwijde jurisprudentie gevestigd, want SHELL is een multinational en alle andere multinationals ter wereld zijn nu ook blootgesteld aan deze nieuw gevestigde internationale milieunorm.
Regeringsleiders wereldwijd zijn ‘al instante’ begonnen hun overheidsbeleid aan te passen in het besef dat door deze jurisprudentie de wereldwijde beweging tot klimaatbeheersing nu echt goed is aangezwengeld en thans niet meer te stuiten is. Ook Curaçao zal in de toekomst niet de dans kunnen ontspringen van zware financiële sancties bij overtreding van de milieunormen.
Overigens denk ik (en dat denken velen met mij) dat deze kleine selecte, maar private groep niet echt van plan is de raffinage activiteiten voort te zetten, men verwacht dat zij de doorstart van de voormalige Isla raffinaderij als een hete aardappel zullen laten vallen zodra zij via een erfpachtrecht de diepzeehaven in bezit hebben. Het gaat hun uitsluitend of voornamelijk om de diepzeehaven en de oil terminal met de bestaande infrastructuur die ze dan gratis in de schoot geworpen hebben gekregen.
De vraag rijst of de demissionaire regering van Curaçao wel beseft welke onvermijdelijke en onwenselijke rechtsgevolgen er wel kleven aan een erfpachtrecht te verlenen aan een kleine selecte particuliere(!) groep en met hun gelieerde buitenlandse partners, aan wie op deze wijze niet alleen de voornaamste natuurlijke hulpbron van Curaçao (de diepzeehaven Bullenbaai), maar daarmee tegelijkertijd ook de aldaar reeds bestaande havenfaciliteiten, zoals de pieren, aanlegsteigers en de ondergrondse infrastructuur, wordt toegespeeld.
Ik wijs er ook op dat het autonome Land Curaçao momenteel reeds beschikt over twee overheids-NV’s, te weten CPA en Curoil, beiden eigendom van het Land, die door deze voorgenomen “deal” met de CORC groep, vrijwel volledig uit de markt gedrukt zullen worden, voor wat betreft hun beider core business.
CPA is immers het bestaande havenbedrijf dat over de vereiste know-how en ervaring, maar ook over de nodige bedrijfsmiddelen beschikt om een haven succesvol te kunnen exploiteren. Curoil heeft als core business de internationale “oil trading”, maar zal in operationeel opzicht zeker niet opgewassen zijn tegen een gigant als de Braziliaanse partner in de CORC groep die ook oil trader is.
Dusdoende wordt deze kleine particuliere groep tezamen met hun buitenlandse partners in de gelegenheid gesteld om voor eigen financieel gewin in de toekomst de vruchten te plukken van vastgoed plus infrastructuur, waarin zij zelf in het verleden geen cent hebben geïnvesteerd voor de totstandkoming daarvan.
Terwijl tegelijkertijd het Land Curaçao dusdoende een unieke gelegenheid uit handen geeft om in eigen beheer het totale Bullenbaai Gebied te ontwikkelen tot transitohaven, waarmee onmiskenbaar economische groei voor Curaçao kan worden bewerkstelligd.
Tot slot verzeker ik u bij deze dat dit advies aan u wordt uitgebracht in het belang van het Land en vooral van de bevolking van Curaçao. Het Land heeft er belang bij dat natuurlijke hulpbronnen zoals een diepzeehaven, in eigendom en beheer van Curaçao blijven. En het volk heeft er belang bij dat door de grootschalige ontwikkeling van het Bullenbaai Gebied de broodnodige werkgelegenheid en daarmee welvaart voor heel Curaçao wordt geschapen.
Ikzelf heb er geen enkel persoonlijk belang bij, maar ik hoop en bid uit de grond van mijn hart dat Curaçao door wijs beleid van de nieuwe coalitie uit het economische dal zal klimmen en een welvarend land zal worden.
Met vriendelijke groet,
Marguérite Nahar
Veel te lang