Dagboek uit Kaboel | Fernande Van Tets
‘Het onmogelijke is mogelijk geworden: we zijn onderweg naar Nederland’

De afgelopen week volgde Trouw de 28-jarige Tahmeena Sattari, een Afghaanse medewerker van de Nederlandse ambassade in Kaboel die probeerde het land te verlaten. Het afgelopen weekend zijn zij en 206 andere ambassade medewerkers en hun familieleden geëvacueerd.
Het onmogelijke is mogelijk geworden! We zijn bijna allemaal onderweg naar Nederland. Niemand kan het geloven, iedereen is zo gelukkig! Ik ben gevlucht samen met mijn ouders en mijn zusje. Gisteren hadden we geen hoop dat het ooit ging gebeuren, en opeens hebben we het gered! De opluchting is enorm, en de blijdschap straalt van iedereen hun gezicht.
Dit keer verzamelden we niet bij de hoofdingang naar het vliegveld maar bij een andere entree, waardoor het mogelijk was voor de Nederlandse soldaten om ons naar binnen te loodsen.

We droegen iets oranjes om te laten zien dat we bij de Nederlandse ambassade hoorden; de ene droeg een T-shirt, de ander een broek, een oranje sjaal of had gewoon een stuk oranje stof bij zich.
Nederlandse soldaten
Door de metalen afscheiding zag ik de Nederlandse soldaten staan, aan de overkant van een greppel. Ze hielden een Nederlandse vlag vast en een papiertje met Holland erop geschreven. We zwaaiden naar elkaar. Een van de soldaten vroeg met hoeveel mensen we waren en ik vertelde hem dat we met tweehonderd mensen waren. Toen zei hij: “Zorg ervoor dat je naar het begin van de rij komt, en dan halen we jullie op.” En dus begonnen we te duwen.
Het kostte ons een uur om de tweehonderd meter naar de ingang af te leggen, maar ik was zo vastberaden om er te komen. Ik dacht, driemaal is scheepsrecht, wellicht is dit mijn laatste kans om hier weg te komen.

Het was een gevecht om binnen te komen, er waren honderden mensen waar we langs moesten. En we moesten een obstakel met prikkeldraad overklimmen. Het was zo chaotisch; mensen huilden, de soldaten schreeuwden, kleren scheurden, mensen raakten hun spullen kwijt; mijn moeder is haar schoenen verloren. Bijna iedereen is onderweg gewond geraakt, mijn vader en ik hebben beide een gekneusde voet. Maar dat was onderdeel van het proces. Ik kwam dichter en dichterbij totdat de soldaten mijn hand vast wisten te pakken door het hek.
Het was zo ongelofelijk, ik heb gehuild toen ik eenmaal binnen was. Toen ik mijn collega’s van de ambassade zag van het evacuatieteam, wist ik dat het voorbij was. De ambassadeur had tranen in haar ogen toen ze ons zag, we omhelsden. Het team gaf ons water, en eten, ik ben iedereen zo dankbaar dat het is gelukt!
Ik heb besloten de afgelopen week te zien als een groot avontuur. Sommige avonturen veranderen je als mens, dit heeft me zeker veranderd.
Dubbel gevoel
Nu ben ik op het vliegveld in Islamabad, ik wacht op een vlucht naar Nederland, die vanavond zal vertrekken. We verlieten Afghanistan in een transportvliegtuig, waar we met zo’n honderd mensen op de grond zaten. Toen het vliegtuig opsteeg had ik een dubbel gevoel. Ik was blij dat ik de gevangenis waar ik een week in zat achter me kan laten. Iedereen om me heen keek blij, maar tegelijkertijd waren we ook erg verdrietig dat we ons land hebben moeten verlaten. Ik laat al mijn herinneringen achter, alles wat ik hier heb opgebouwd. En mijn vrienden. We waren ons er allemaal van bewust dat het jaren zal duren voordat we terug kunnen, als het überhaupt ooit kan.
Ik heb gewerkt als gender adviseur voor de Nederlandse ambassade, we ondersteunden vrouwenrechten. Een van de projecten was bijvoorbeeld een vrouwennetwerk in de provincies waar vrouwen in alle provincies zich organiseerden om te lobbyen voor hun rechten. Nu de Taliban er is, mag je als vrouw niet eens alleen naar buiten, laat staan dat je onderhandelingen mag leiden.
Hoewel de organisatie niet meer zal bestaan, zullen de lessen die we aan deze vrouwen hebben meegegeven niet verdwijnen. Sommige vrouwen zijn bang, maar kijk nu al naar de protesten de afgelopen dagen, sommige werden geleid door vrouwen. Vrouwen en meisjes hebben onderwijs genoten, ze zullen niet terug in de tijd willen gaan. Ik weet niet hoe de Taliban hierop zal reageren, misschien zullen ze vrouwen executeren. Maar de vrouwen van nu zijn niet de vrouwen van de jaren ‘90, dankzij het werk dat de internationale gemeenschap heeft gedaan. En dat geeft me hoop.
Ik ben ook verdrietig voor mijn generatie Afghanen. Mijn ouders hebben hetzelfde meegemaakt. Toen mijn moeder 25 jaar oud was, moest zij vluchten voor de Taliban. Zij ging niet per vliegtuig, maar per auto, naar Pakistan om een veilig leven te creëren voor haar kinderen. En nu maak ik hetzelfde mee. De geschiedenis herhaalt zich.
Maar de Taliban laten ons niet leven als mensen. Ik wil graag proberen die pijn achter me te laten, en me te richten op het nieuwe leven dat nu gaat beginnen.
Bron: Trouw