Willemstad – Het aantal besmettingen zal de komende dagen zeker toenemen, maar er is geen reden voor paniek. Het gaat er nu om de zaak onder controle te krijgen. Dit moeten we samen doen.
Dat zei demissionair premier Eugene Rhuggenaath (PAR) gisteren tijdens een buitengewone persconferentie. De Curaçaose minister-president vindt dat de bevolking goed heeft gereageerd op de verscherpte maatregelen. ,,Maar het kan beter.”
Uit antwoorden op vragen van de media blijkt dat de premier misschien wel bedoelt dat het beter móet. Want de grote aantallen nieuwe besmettingen die nu naar boven komen, zijn van zeven tot tien dagen geleden. Het effect van de verkiezingen moet nog komen.
De boodschap is helder en simpel: blijf thuis, keda kas. Rhuggenaath: ,,Ga alleen uit huis als het echt noodzakelijk is. Kijk wat je zelf kunt doen. Het ging lang goed en we hebben de basisregels laten versloffen. Er waren weer feestjes, we gaven elkaar handen, gingen naar werk en droegen niet altijd een mondkapje.”
Het regime van geen sociale contacten, afstand houden en hygiëne moet weer standaard worden. Premier Rhuggenaath benadrukt dat er geen reden is voor paniek.
,,De bestrijding van het coronavirus is prioriteit nummer één. We zitten er bovenop. We waren hier op voorbereid, de crisisteams, de ministeries en als regering. We schalen op volgens vastgestelde scenario’s en plannen.
Dat gebeurt ook in het ziekenhuis. ,,Blijf rustig”, zegt Rhuggenaath. ,,Maar blijf zo veel mogelijk thuis, voor jezelf en voor je geliefden. Ontvang geen bezoek.” De premier vraagt werkgevers nog eens hun medewerkers thuis te laten werken en dienstverlening die niet dringend noodzakelijk niet te bieden of online.
,,Hoe meer mensen thuisblijven, hoe rustiger het op straat is, hoe minder mensen elkaar kunnen besmetten, hoe sneller we door deze fase heen komen.” De regering doet er alles aan om een complete lockdown met nog zwaardere maatregelen te voorkomen, alleen al vanwege de sociaaleconomische gevolgen.
Rhuggenaath: ,,Wacht niet op meer maatregelen. Dit is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dit moeten we samen doen.”
Bron: Antilliaans Dagblad