Willemstad – De Sociaal-Economische Raad (SER) twijfelt of het voorstel voor een aangepaste Makutu Básiko het geëigende instrument is om personen met een inkomen lager dan het bestaansminimum tegemoet te komen.
De basismand is namelijk voor iedereen beschikbaar en dient dus een algemeen belang en niet zozeer de specifieke doelgroep die niet kan rondkomen. De SER heeft pasgeleden advies uitgebracht over de ‘concept-ministeriële regeling met algemene werking tot vaststelling van de maximum groot- en kleinhandelsprijzen’ oftewel de Regeling Makutu Básiko 2022.
Behalve de twijfel of de basismand wel het goede middel is, voert de SER aan dat een beleidskader rond de regeling ontbreekt, dat eerdere aanbevelingen gedaan door het ministerie van Economische Ontwikkeling (MEO) in 2020 niet meegenomen zijn, dat het toevoegen van bepaalde producten en doorgevoerde prijsverlagingen niet onderbouwd zijn en dat geen rekening wordt gehouden met de door Curaçao nagestreefde Sustainable Development Goals (SDG’s), zoals geen armoede (SDG 1), geen honger (SDG 2), verminderde ongelijkheid (SDG 10) en verantwoorde consumptie en productie (SDG 12).
De SER verwijst naar het advies van de Wereldbank die ten aanzien van de oorlog in Oekraïne en de grote verstoringen die dit veroorzaakt, beleidsmakers aanbeveelt om gerichte steun te verlenen aan armere gezinnen. Zoals gesteld is de basismand niet gericht op een specifieke groep die gecompenseerd moet worden.
De SER vindt het verder opmerkelijk dat er in het adviesverzoek van MEO-minister Ruisandro Cijntje (PNP) geen verwijzing wordt gemaakt naar een politieke en beleidsmatige inkadering van het voornemen tot uitbreiding van de basismand. ,,Naar het oordeel van de raad had het juist op de weg van de minister gelegen om in zijn aanbiedingsbrief expliciet te refereren aan het regeerakkoord en regeerprogramma 2021/2022-2025.”
Ook constateert de SER dat in de toelichting bij de nieuwe regeling niet wordt ingegaan op de ‘notitie Makutu Básiko van MEO van februari 2020’. Uitgelegd wordt dat deze notitie een analyse omvat van knelpunten van de huidige regeling en twee alternatieve scenario’s voorstelt, namelijk de afschaffing van de Makutu Básiko of een tijdelijke aanpassing van de huidige regeling Makutu Básiko.
,,Het valt de SER op dat er in het adviesverzoek, noch in de overwegingen of de toelichting bij de onderhavige regeling Makutu Básiko een verwijzing wordt gemaakt naar deze notitie van MEO. De SER acht een dergelijke verwijzing echter wel van belang, zodat helder is wat de minister met de beleidsaanbevelingen van MEO doet en welke richting hij op wil met de ‘nieuwe’ Makutu Básiko.”
Uitbreiding onduidelijk
Wat de SER ook mist is een overzicht van artikelen waarmee de basismand eigenlijk precies is uitgebreid en een onderbouwing van die uitbreiding. Er wordt een voorbeeld gegeven: ,,De SER vraagt zich af wat de overweging is om margarine te vervangen door het duurdere product boter en waarom autobatterijen in de Makutu Básiko vermeld staan. De SER kan zich redelijkerwijs indenken dat de laagste inkomens zich deze producten sowieso niet kunnen veroorloven.” En, zo vraagt de SER zich in het advies af: ,,Is de Makutu Básiko ooit geëvalueerd op toegankelijkheid en betaalbaarheid?”
Waar het gaat om de onderbouwing van bepaalde keuzes die zijn gemaakt voor de basismand stelt de SER dat voor de meeste producten maximale marges zijn vastgesteld die door de groothandel en kleinhandel mogen worden toegepast. Alleen voor eieren en brood geldt een vastgestelde prijs. De hoogte van de marge is afhankelijk van de aard van het product met betrekking tot de houdbaarheid en de mate van aanbod, lokaal of internationaal. Verder is de hoogte van de marge afhankelijk van de bewaarcondities zoals koeling, verpakking en her-verpakking.
Hoewel de SER zich hier wel een voorstelling bij kan maken, wordt er in de toelichting niet nader uiteengezet volgens welke methodiek ‘deze afhankelijkheden worden vertaald in de vastgestelde marges of percentages’. ,,Ook wordt niet nader onderbouwd hoe deze percentages zich verhouden tot de bedrijfsvoering van zowel de groot- als de kleinhandel en of deze al of niet leiden tot een gezonde bedrijfsvoering”, zo wordt eraan toegevoegd.
De SER stelt dat controle op prijzen, zoals het voorstel nu op tafel ligt, niet mogelijk lijkt. Verder is geen rekening gehouden met de gevolgen voor de administratie van de winkels en importeurs.
En dan tot slot nog de SDG’s: ,,Opvallend is dat, met uitzondering van SDG 1, de overige genoemde duurzame ontwikkelingsdoelen niet terug te vinden zijn in het Nationaal Ontwikkelingsplan van Curaçao (National Development Plan 2015-2030, NDPC) dat in samenwerking met het United Nations Development Program (UNDP) is opgesteld en in 2016 door de regering van Curaçao is bekrachtigd en waarin zes SDG’s als prioritair zijn aangemerkt. In het regeerprogramma voor de periode 2022-2025 wordt ook een directe link gelegd met dit zestal SDG’s.”
Bron: Antilliaans Dagblad