Column door dr. Jose M. Eustatia
Onze lokale dagbladen berichtten recentelijk dat de Staten een motie hebben aangenomen, waarin ze de regering steunen om akkoord te gaan met de voorwaarden die de Rijksministerraad aan de tweede liquiditeitssteun heeft gesteld. Uit de radio-interviews van woensdagmiddag maak ik op dat de regering van Curaçao “très contre coeur” akkoord is gegaan met de door minister Knops aan hen opgedrongen voorwaarden.
De Staten stellen wel als voorbehoud dat de door Nederland aan die leningen verbonden voorwaarden niet in strijd met de rechtstaat mogen zijn.
Ik wil in deze column in badinerende stijl op deze recente storm in het dorp ingaan.
Minister Knops stond recentelijk in het brandpunt van de belangstelling. Hij had eindelijk het licht gezien: hij was eindelijk tot de conclusie gekomen dat de zg autonome tot het Koninkrijk der Nederlanden behorende Caribische landjes, hun autonomie niet kunnen dragen.
Een constatering, waarvan u en ik wenkbrauwfronsend zouden zeggen: geen nieuws; op zijn hoogst een “déjà vu”.
Democratie is de beste staatsvorm. Zij heeft echter één verborgen gebrek. Zij functioneert minder optimaal in een gemeenschap waarin het opleidingsniveau van de tot de massa behorende kiezer laag is.
Het is dan ook geen wonder dat de democratie bij ons steeds slechter lijkt te functioneren. Veel kiezers zijn bereid hun stem voor minder dan een bord linzensoep aan de politicus met het leukste verhaal en de aantrekkelijkste beloften te verkopen. Daar komt nog bij dat er weinig capabele personen zijn, die zich in de politieke arena durven wagen. Dit vanwege de gerechtvaardigde vrees een “ontgroening” te moeten ondergaan die in één bepaald opzicht verder gaat dan deze bij de studentenverenigingen nog steeds bestaande opmerkelijke traditie. Zelfs de enkeling die zich op het bezit van brandschone handen kan beroepen, zal van wege die noodzakelijke ontgroening, aarzelen de politieke arena te betreden. Tot die ontgroening behoort nl. een niet formele door de politieke oudgedienden ondernomen onderzoek van de stamboom van de waaghalzerige nieuweling. Ze zullen in hun zoektocht steevast in een van de verre vertakkingen van die boom een ongeletterde naïeve oma tegenkomen die honderd jaar geleden een paar stuivers uit de portemonnee van haar werkgeefster heeft “geleend” en daarvoor streng werd bestraft.
Of verder zoekend, een snaakse “betovergrootopa” ontdekken die 125 jaar geleden een kip uit de tuin van een shon heeft gejat en daarvoor in het gevang is beland. Die verre voorzaten worden de nieuwe durfal constant met de nodige afkeuring en zelfs walging voorgehouden. En niet iedereen heeft er zin in deze moderne variant van de bij de studentenverenigingen bestaande ontgroeningstraditie te ondergaan.
Het hoeft geen betoog dat deze “traditie” een negatieve selectie tot gevolg heeft die uitsluitend tot voordeel strekt van de geharde oudgedienden; politici die eelt op ziel en huid hebben gekregen en zelfs het onderhuids blozen hebben afgeleerd.
Onnodig te stellen dat de instroom van hoog opgeleide en capabele politici in spe door deze tot onze folklore behorende politieke traditie, aanzienlijk wordt beperkt. Het zijn dan ook vooral de gladde, in het bespelen van het kiezersvolk gepokte en gemazelde oude rotten in het politieke vak, die in het politieke koor van ons eilandje het hoogste lied blijven zingen.
Knops beschikt via zijn voorgangers al meer dan 65 jaar over de wetenschap dat de politici van deze eilandjes met een bevolking van 50.000.00 – 150.000.00 inwoners, niet in staat zijn voldoende kennis en kunde op te brengen om hun eilandje als onafhankelijk land te bestieren. Knops en zijn voorgangers weten als geen ander dat het zelfs de meest goedwillende Curaçaose politicus aan de benodigde capaciteit en logistiek ontbreekt om deze eilandjes met een eigen luchthaven; een eigen zeehaven; een eigen meteorologische dienst, een eigen douane en ga zo maar door als autonoom (lees onafhankelijk) land te leiden.
Dat Nederland al veel langer een belangrijkere rol als toezichthouder had moeten eisen, ligt voor de hand. Maar dat wilden onze rijksgenoten niet. Zo lang zij aan de financiële eisen van onze politici konden voldoen was alles OK; de eilandjes waren autonoom (lees onafhankelijk) en werden dus geacht hun eigen boontjes te doppen. Maar nu de financiële eisen van de eilanden steeds zwaarder zijn gaan wegen en de Nederlandse politici steeds minder zin hebben om aan die eisen te voldoen, moest er gezocht worden naar een nieuw normaal. En dat nieuwe normaal werd door Knops ontdekt. En het toeval wil dat minister Knops in de meest beroerde omstandigheden, in de door Corona bevorderde chaos het licht zag: de eilandjes kunnen hun autonomie niet aan.
De gewiekste Nederlandse politici hebben tot het recentelijk moment dat Knops het licht zag, niets willen weten van extra verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van deze tot hun Rijk behorende overzeese gebieden. Zij wilden juist de zg autonome status van deze eilanden gebruiken om bij onwelgevallige problematieken weg te kunnen kijken.
Er zijn hier klassieke voorbeelden van: Wanneer Amnesty International bij Nederland klaagt over de barre toestanden in de gevangenissen van the Dutch Caribbean, haast men in Nederland zich om Amnesty er van te overtuigen dat deze eilandjes “autonoom” zijn.
Soms levert dit opmerkelijke complicaties op. De Nederlandse regering wordt door de VS opgedragen om Curaçao te verplichten als hub te fungeren voor het verstrekken van voedselhulp aan Venezuela. Venezuela beschouwt die hubfunctie als een vijandige daad en Curaçao heeft dan ook helemaal geen zin in die hubfunctie. Die hubfunctie is echter noodzakelijk, omdat het onder andere moet verbloemen dat de VS, via de aan Venezuela opgelegde sancties, geen hulpmiddelen aan het Venezuela van Maduro toelaat.
Het voor Curaçao hiermee direct samenhangende, onoplosbare, Venezolaanse migratieprobleem, wordt door Nederland steevast afgedaan met de stelling dat dit een probleem is waar de autonome eilandjes zelf een oplossing voor moeten bedenken.
Het kwam er dus steeds op neer dat als men in Nederland meende dat de eilanden een probleem hadden dat aan de grenzen van de Nederlandse verantwoordelijkheid schuurde, men in Nederland koos voor wegkijken.
Dit gaat zelfs verder dan men bij oppervlakkige beschouwing zou denken. Ik heb indertijd zowel de Raad voor de Rechtspraak, de Hoge Raad en de Raad van State brieven gestuurd, waarin ik met onweerlegbare bewijsstukken hun aandacht vroeg voor de ogenschijnlijke blindheid die er bij een reeks door Nederland uitgezonden rechters bestond voor een sterk naar manipulatie riekende akte.
Het betrof een akte die een advocaat met een dubieuze reputatie stiekem aan een als arbiter bijklussende rechter had afgegeven om hem als de formele akte in een arbitrageproces te gebruiken.
Ik kon ondanks al mijn smeekbeden en ondanks een peperduur kort geding die aan die smeekbede was gewijd, de rechters er niet toe bewegen de betreffende akte aan een forensisch onderzoek te laten onderwerpen.
De Nederlandse rechters hebben met de medewerking van een regelrecht bij oom Tom weggelopen beginnende rechter van lokale makelij, er alles aan gedaan om hun collega uit de wind te houden.
Ik hoor het de edelachtbare rechters van het Gemeenschappelijk Hof zeggen: “een integere collega rechter die maar heel even de weg kwijt was en zich door een foute advocaat, die eerder van wege fraude tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf was veroordeeld, heel even had laten ompraten, zo het vuur na aan de schenen leggen……..?” Dat is toch hoogst ongepast!
Mijn simpel verzoek werd dan ook tot in Hoger Beroep afgewezen. Er moest nl. “coûte que coûte” worden voorkomen dat een Nederlandse rechter van wege valsheid in geschrifte werd veroordeeld.
Na lezing van mijn uit vele pagina’s, met een reeks van bijlagen als bewijsstukken bestaande brieven, werd ik door geen van de hoogste justitiële instanties gesommeerd mij te onthouden van smaad en laster ten aanzien van de meest integere rechters van het Koninkrijk. Dat was gezien de hardheid van mijn bewijsstukken gewoonweg onmogelijk.
Ik kreeg van alle drie tot de hoogste justitiële behorende Nederlandse instanties het vriendelijke advies mij te wenden tot het bestuur van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie alhier. Zij hadden geen bevoegdheid ten aanzien van de rechtspraak van het autonome land Curaçao.
Brengt dit verhaal minister president Rhuggenaath niet op een stoute gedachte?
Zou hij er niet goed aan doen in zijn protest bij de Nederlandse ministers van de Rijksministerraad te wijzen op het standpunt van deze hoogste justitiële instanties?
Dus wél de leningen, maar niet de voorwaarden. Het stellen van voorwaarden is immers waar het gaat om een autonoom land binnen het Koninkrijk niet legaal……….
Ik zou zeggen altijd het proberen waard. Want wie niet waagt, die niet wint en niet geschoten is niet geraakt. Men moet er bovendien altijd voor waken le moment suprême te missen dat een koe een haas vangt. Het spreekwoord sluit dat gebeuren nl. niet uit.
Blijft bij mij de vraag hinderlijk rondzingen of die integere Nederlandse rechter zich slechts heeft laten leiden door de reebruine ogen van de Curaçaose foute advocaat van de wederpartij? Of was er bij deze opmerkelijke “deal” misschien tóch sprake van judasgeld??
Een vraag, waarop wellicht nooit een antwoord zal komen, maar die ik toch hardnekkig zal blijven stellen.
Dr. Jose ‘Joe’ M. Eustatia (1938) studeerde medicijnen aan de Universiteit van Nijmegen. Hij promoveerde in 1971 tot doctor in de geneeskunde op het proefschrift de vermenigvuldiging van virussen in lymphocytyen; een toentertijd zeer besproken onderwerp. In 1972 keerde hij als specialist in de laboratoriumgeneeskunde (hoofdvak Bacteriologie) naar Curacao alwaar hij tot 1998 als arts-bacterioloog en hoofd Landslaboratorium werkzaam is geweest. Eustatia heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de studie omtrent het voorkomen en de bestrijding van HIV-infecties (AIDS) op Curacao. Zijn werkzaamheden op dat gebied hadden als resultaat dat Curacao het eerste eiland in de Cariben was met een veilige bloeddonatie–organisatie. Curacao mocht tevens samen met Barbados als eerste landen in de Cariben de beschikking krijgen over het toentertijd enige en zeer beperkt beschikbare HIV bestrijdingsmiddel AZT. Lees meer…
Een wel doordacht stuk. Alleen zie ik de boodschap niet. Of het zou moeten zijn dat Nederland niet de krenten er uit moet halen maar de hele pap moet eten. En daar zit wat in; hoe kan je beweren dat een land onafhankelijk is als het geen beheer heeft over de financiën?
Als dit zo, en niet naar de reden waarvoor, bekeken wordt is het land niet onafhankelijk en moet er als nog gekozen worden of bij het beschikkende land betrokken worden (als bijzondere gemeente) met alle rechten die daarbij horen en waar de regering in Den Haag ook de verantwoording draagt of geld ter beschikking stellen onder financieel gangbare voorwaarden. Het zou mij ook niet verbazen dat de voorwaarden als gesteld door Nederland bij een toetsing niet rechtmatig gevonden worden. Wat gelijk weer een probleem oplevert. En dat met de gehele lening/schenking aan het Caraïbische gebied. Wat ons meteen weer terug brengt bij de Caraïbisch Nederlandse provincie met 6 gemeenten onder bestuur van den haag als enige manier die zou functioneren voor de bewoners van de gebieden.