Reden: zij hadden geen ambtenarenstatus
Willemstad – Twee werknemers met een ‘arbeidsovereenkomst van werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam’, die dus geen ambtenaar zijn in vaste dienst, zijn in hoger beroep tegen het Land in het ongelijk gesteld en blijven dus ontslagen.
Advertentie
De beide werknemers beriepen zich op het Burgerlijk Wetboek (BW) waaruit zou moeten blijken dat zij uit hoofde van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, bij het Land voor onbepaalde tijd in dienst waren.
Maar, zo heeft het Land hiertegen ingevoerd: In het BW staat dat de bepalingen van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht niet van toepassing zijn ‘op de arbeidsovereenkomst tussen de rederij en de schipper en op die tussen de schipper en de scheepsofficieren en scheepsgezellen’.
Daarbij stelt het Hof dat de bepalingen uit het BW wel kunnen worden toegepast, maar dat dit geen ‘dwingendrechtelijke bepaling’ is.
Het Hof beschrijft vervolgens dat de specifieke arbeidsovereenkomst die gesloten is tussen Land en de betreffende werknemers primair bepalend is.
Daarnaast zijn er algemene regels gesteld voor ‘personeel zonder ambtelijke status’ zoals de Werkliedenverordening 1944.
,,Een arbeidsovereenkomst met de overheid zal voorts beheerst worden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur”, zo wordt er door de Hofrechters nog aan toegevoegd.
Het bevreemdt het Hof overigens dat beide werknemers over ambtelijke stukken beschikken waaruit zou moeten blijken dat het BW wel van toepassing is op hun arbeidspositie.
In het vonnis staat: ,,Ten aanzien van deze stukken stelt het Land dat de desbetreffende meningen der ambtenaren niet op de wet gebaseerd zijn en dat onbegrijpelijk is hoe zij in het bezit van de werknemers zijn gekomen.”
Bij een van de werknemers wordt ook nog gesteld dat het beroep op aan haar gedane toezeggingen door superieuren faalt.
,,Zij kon aan deze toezeggingen het vertrouwen ontlenen dat men voor haar zijn best zou doen en wellicht ook dat het wel goed zou aflopen, maar zij kon niet erop vertrouwen dat, zonder dat aan regels omtrent bevoegdheid en formele besluitvorming was voldaan, voor het Land reeds een contractuele gebondenheid ontstond.”
Het Hof gaat verder niet in op de vraag of de arbeidsovereenkomst geldig is opgezegd omdat de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomst ook niet van toepassing is op deze werknemers.
Beide werknemers moeten nu de proceskosten betalen ter hoogte van 3.400 gulden.
bron: Antiliaans Dagblad
Advertentie