Harry Lensink | VrijNederland
Oud-rechercheurs Jan van Koningsveld en Michiel Princen praten zonder meel in de mond over de moeizame jacht op crimineel vermogen. De huidige aanpak schiet tekort: ‘Ik weet zeker dat wij met z’n tweeën binnen een jaar 1 miljard euro voor de rechter kunnen brengen.’
Halverwege willen opgeven. Het gevoel hebben niet vooruit te komen. De voormalige speurders kennen de emoties. Michiel Princen (47) liep al tien marathons en ook Jan van Koningsveld (65) heeft er meerdere op zijn naam staan, waaronder een triatlon (vier kilometer zwemmen, 180 kilometer fietsen en dan nog een dikke 42 kilometer rennen). Toegegeven, op het eerste oog ontwaar je niet meteen twee topatleten, maar beiden hebben de mentaliteit van een duursporter.
Ze ontmoeten elkaar voor het eerst, op een moment dat de opsporing in Nederland onder een vergrootglas ligt en de nationale politie kampt met een flinke crisis. Maar aanvankelijk gaat het over de belangrijkste bijzaak in beider leven: rennen. Over schema’s, voeding en de juiste mentaliteit voor de langeafstandsloper. Ze zien de analogie met hun oude werk. Jagen op witteboordencriminelen vergt ook zelfbeheersing, discipline én een monomaan karakter. Princen deed het tien jaar bij de Amsterdamse financiële recherche. Hij schreef het boek De gekooide recherche dat eerder dit jaar verscheen en een open zenuw raakte. Helder en hard noteerde de auteur hoe hij had moeten vechten tegen desinteresse, fragmentatie, lippendienst en middelmatigheid. Het boek is een gefundeerde cri de coeur van een bevlogen financieel speurder die zijn werk heeft gedaan vooral ondanks de politieorganisatie.
Jan van Koningsveld werkte een halve eeuw als FIOD-rechercheur tot hij in 2011 begon met het Offshore Kenniscentrum om als zelfstandig ondernemer te doen waar hij goed in is: het inzichtelijk maken van duistere, internationale geldstromen. In oktober van dit jaar promoveerde de geboren Amsterdammer aan de Universiteit van Tilburg op zijn onderzoek De offshore wereld ontmaskerd, waarvan binnenkort een publieksversie verschijnt. Daarin schetst Van Koningsveld een mondiale kluwen van honderdduizenden bedrijfjes, puur en alleen opgericht om de eigenaren buiten bereik van de autoriteiten te houden.
Zijn interesse in het onderwerp begon begin jaren negentig toen Van Koningsveld werd ‘uitgeleend’ aan de Amsterdamse politie om financieel onderzoek te doen naar de organisatie van Klaas ‘De Dominee’ Bruinsma. Hij grijpt nog steeds graag terug op die ervaringen. Al was het maar omdat de witwasmethoden die hij indertijd blootlegde nog altijd worden gebruikt. Nog steeds gaat crimineel geld via koeriers of money transfers naar het buitenland en komt terug als hypotheek, lening of creditcardaccount. Soms met één simpele tussenstap, vaker via een kerstboom aan bedrijven en banken die het geld de schijn van legaliteit moeten geven. Met dank aan een legertje dienstverleners dat geen vragen stelt, de zogenaamde facilitators.
Ook Michiel Princen kent de trucs. Als rechercheur stuitte hij op dergelijke structuren toen hij met vier collega’s de administratie van vastgoedmiljonair Jan-Dirk Paarlberg doorlichtte. Na de moord op diens zakenpartner Willem Endstra in 2004 ontstond al gauw de verdenking dat Paarlberg 17 miljoen euro had witgewassen voor afperser Willem Holleeder, waarbij het geld via routes langs onder meer de Antillen, Anguilla en de Britse Maagdeneilanden was veiliggesteld. Paarlberg is inmiddels veroordeeld en zit vast. Maar in 2006 was Princen nog volop bewijs aan het vergaren. Langdurig zat hij als verhoorder tegenover de verdachte, die zich op zijn zwijgrecht beriep, ‘tweeduizend vragen lang’. Uiteindelijk hoopte de rechercheur Paarlberg tot spreken te verleiden door hem te confronteren met zijn wetenschap van een koffer met 8,5 miljoen gulden die de verdachte in 1998 naar Luxemburg had gebracht. ‘We dachten: vriend, we overrompelen je. Nou, de verrassing was er wel, hij trok helemaal wit weg. Maar hij zei niks.’
Meestal gaan ze wél praten, zegt Jan van Koningsveld. Want witte boorden zijn volgens hem wezenlijk anders dan andere boeven. ‘Waar de meeste beroepscriminelen standaard zwijgen, willen facilitators graag laten weten dat je het helemaal verkeerd ziet.’ Princen haakt in. ‘Inderdaad, die soms ietwat hautaine houding, daar moet je je voordeel mee doen. Niet slimmer willen zijn, want dan raken ze op hun qui vive. Laat hem maar denken dat je een nitwit bent, dan gaan ze dingen zeggen. Dan zijn ze juist trots op zo’n deal.’
Beide mannen hielden van het spel met de prooi. FIOD-man Van Koningsveld stuurde ooit een belastingbrief naar de crimineel en zette daarna de telefoontap aan. ‘Ik ging er vanuit dat hij zijn adviseur zou bellen.’ Hij lokte jurisprudentie uit door de vuilnis van Klaas Bruinsma te doorzoeken in de wetenschap dat mensen laks zijn en documenten niet versnipperen, maar bij het afval gooien. Daar vond Van Koningsveld een kasstaat met originele cijfers die een heel ander verhaal vertelden dan de officiële stukken bij de boekhouder. ‘Dat was een enorm juichmoment. Echt kicken.’ Net als die keer dat hij bijkans dansend door de straten van Hongkong liep. Door bij de douane de lijsten van bezoekers na te pluizen, was hij erachter gekomen dat een Nederlandse verdachte kort daarvoor geld had gestort bij een lokale bank.
Zoeken naar het onvoorspelbare, Michiel Princen deed het ook. Hij noemt zichzelf een ‘Excel-freak’ en stopte tijdens grote onderzoeken zijn computer vol met geconfisqueerde administratie en opgevraagde documenten. Door minutieus bankrekeningen, pintransacties en telecomgegevens over elkaar te leggen, ontwaarde hij patronen in het gedrag van verdachten.
Het is ouderwets handwerk in combinatie met moderne technieken. Van Koningsveld haalt een sprekend voorbeeld aan. ‘De Argentijnse Belastingdienst vloog met een drone over een wijk met welgestelden en vergeleek de beelden van zwembaden en luxe auto’s met de belastingaangiftes van de bewoners.’ Princen wijst op Italië, waar de fiscus de software van Google Earth koppelde aan gegevens uit het kadaster. ‘Zo vonden ze negenduizend woningen die officieel niet bestonden.’
Binnen handbereik
Techniek in dienst van de opsporing is in beider ogen goud waard. Er is meer communicatie dan ooit, terwijl data voor het grijpen ligt, maar tot teleurstelling van Van Koningsveld gebeurt er weinig mee. ‘Ik begon in de jaren tachtig met een pieper en moest dan naar een benzinestation om het bureau te bellen. Tegenwoordig is alles binnen handbereik. Maar als ik kijk naar de aanpak van de opsporing is die voor een groot deel nog hetzelfde.’ Het stoort hem dat criminelen vandaag de dag, net als Klaas Bruinsma een kwart eeuw geleden, nog steeds gebruik kunnen maken van loanbacks, zogenaamde buitenlandse leningen waar het eigen foute geld achter schuilgaat. Princen, droog: ‘Ja, een loanback is nog steeds lonend.’ Toch kan het anders, zegt de auteur van De gekooide recherche. Hij herinnert zich een bijeenkomst waar aan de recherche een convenant werd gepresenteerd tussen de Belastingdienst en het kadaster. ‘Ze hadden hun gegevens bij elkaar gelegd. Wat daar naar boven kwam, daar ging je echt van kwijlen. De top 500 van dubieus vastgoed. Figuren die in onze systemen niet eens bekend waren: bijvoorbeeld een gast van 37 jaar uit Brabant, met een waanzinnige partij vastgoed op z’n naam en allemaal gefinancierd met geld van buitenlandse limiteds. Maar daar is uiteindelijk niks mee gedaan.’
Van Koningsveld, verbaasd: ‘Waarom niet?’
Princen: ‘De politie zag er geen brood in, met het argument: wat hebben we aan een top 500 meest verdachte vastgoedtransacties als we maar budget hebben om er drie te onderzoeken? Maar haal die drie bovenste er uit en ga daar eens op draaien. In plaats van het als argument te gebruiken om niets te doen. Zeg: wow! We kunnen de systemen voor ons laten werken! Zo zou het moeten zijn.’
Van Koningsveld buigt enthousiast naar voren: ‘Er zit vijf miljard euro aan leningen uit het buitenland in het kadaster. Ik weet zeker dat als wij met z’n tweeën de opdracht krijgen om dat in kaart te brengen, we binnen een jaar voor 1 miljard euro voor de rechter kunnen brengen. Gewoon door heel anders met informatie om te gaan.
Knagend geweten
Het zijn uiteraard lang niet alleen drugsmaffiosi of andere duistere, criminele organisaties die zich verschuilen achter een overzeese schijnwerkelijkheid. De Starbucks, Apples en Googles van deze wereld maken ook volop gebruik van overzeese infrastructuren, net als sommige leden van het Nederlandse koningshuis. Daar kan je moreel wat van vinden, maar het is ‘slechts’ belastingontwijking. Het gebeurt allemaal binnen de kaders van de wet en wordt gefaciliteerd door fiscalisten en medewerkers van trustbedrijven. Bij diezelfde facilitators melden zich echter ook de minder frisse types, weet Princen. ‘De hele business van zo iemand valt of staat met de bereidheid om een constructie op te zetten. En om niet te weten, niet te willen weten, wat de achtergrond daarvan is. De sector leunt op de gedachte: wat wij doen is legaal, want alle grote bedrijven hebben dergelijke structuren. Dat kan zo zijn. Maar die bonafide ondernemingen gebruiken zo’n structuur uit fiscale overwegingen en niet om crimineel geld wit te wassen.’
Het is daarom jammer dat facilitators zelf zelden worden vervolgd, menen beide oud-rechercheurs. Van Koningsveld: ‘Ik heb tientallen grote strafonderzoeken doorgelicht voor mijn onderzoek en in 54 procent van de gevallen was er sprake van een offshore structuur. Meer dan de helft! En telkens weer vanuit dezelfde landen: Panama, Anguilla, de Britse Maagdeneilanden. Het hele systeem blijft overeind. Een directeur van een trustkantoor zei ooit tegen mij: “Meneer Van Koningsveld, als de klant vraagt om een lening, krijgt-ie een lening.” Ze voelen zich terecht onaantastbaar.’
Ondertussen ziet de gepromoveerde onderzoeker een groeiende industrie. ‘Alleen al op de Britse Maagdeneilanden worden 52.000 offshore vennootschappen per jaar opgericht. Duizend per week. Die vinden hun weg over de hele wereld. Natuurlijk zit daar fout geld tussen. En dat gaat echt niet alleen om inkomsten uit drugs. Beleggingsfraude, corruptie, van alles gaat erachter schuil. Toen de eerste signalen van problemen bij de internationale voetbalbond FIFA naar buiten kwamen, las ik dat er geld liep via de Maagdeneilanden. Toen wist ik meteen: dat is foute boel.’ Princen vat het bondig samen: ‘Het is de growshop van de financiële wereld.’
De hulpjes komen ermee weg. Ook in de zaak Paarlberg kreeg alleen de hoofdverdachte justitie in zijn nek. Er waren geen consequenties voor de betrokken banken, trust- en notariskantoren. Dat terwijl trustmedewerkers op Curaçao zelfs nog hadden geprobeerd om mogelijk belastende documentatie te vernietigen, vertelt Princen. ‘In hun correspondentie noemden ze Paarlberg ook niet bij naam, maar hadden ze het steeds over “de achterliggende partij”. Je kan je afvragen waarom we dat soort mensen niet aanpakken. Het is in veel gevallen moeilijk om wetenschap van een strafbaar feit te bewijzen. Maar het redelijk vermoeden is wel aannemelijk te maken als in opdracht van de klant stukken moeten worden geproduceerd die de werkelijkheid niet weergeven. Het zou nuttig zijn om ze te vervolgen. We hebben wel eens een huilende medewerker van een trustkantoor in verhoor gehad wiens geweten knaagde.’
Als fout geld de grens overgaat en als het terugvloeit. Dan moet je opletten.
Regeringen, wereldleiders en mondiale financiële organisaties als de G20 en de FATF hebben de afgelopen jaren toegezegd de onzichtbare geldstromen grondig aan te pakken, onder meer door onderling gegevens uit te wisselen en strenger toe te zien op naleving van anti-witwasverdragen. Van Koningsveld moet erom lachen. ‘Ik zat in een werkgroep die een tax information exchange agreement met de Kaaimaneilanden moest opstellen. Maar je moet weten dat ze op de Kaaimaneilanden niet eens een Belastingdienst hebben.’ Dat de landen binnen de Europese Unie binnenkort verplicht zijn om registers van aandeelhouders bij te houden, de lijst van zogenaamde ultimate beneficial owners, is volgens de oud-FIOD-man ook een wassen neus. ‘In mijn 25 jaar als rechercheur ben ik nog niet één crimineel tegengekomen die als aandeelhouder zichtbaar was. Die kijken wel uit en schuiven iemand anders naar voren.’
Gammel karakter
Er zijn twee momenten dat ondergronds geld bovengronds komt: als het de grens overgaat en als het terugvloeit. Dan moet je opletten. Dat doet Nederland naar eigen zeggen steeds beter. Het Openbaar Ministerie meldde onlangs trots dat ze in 2014 maar liefst 136 miljoen euro heeft afgepakt van criminelen, ruim boven het gestelde doel van 80 miljoen. De afgelopen tien jaar is het ook een stuk gemakkelijk geworden voor witwasbestrijders. De straffen zijn zwaarder en de opsporingsinstanties hebben meer wettelijke middelen om het geld binnen te halen. Wie wordt gepakt met verdacht geld, moet met een heel goed verhaal komen.
Maar toch, wat stelt die 136 miljoen euro nu eigenlijk voor? Wetenschappers schatten dat er jaarlijks tussen de 8 en 15 miljard euro omgaat in de Nederlandse onderwereld. En wat wordt afgepakt is ook nog eens vooral van kleine criminelen afkomstig. Dat blijkt uit recent onderzoek dat de Tilburgse criminoloog Petrus van Duyne deed in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie. In de helft van de ontnemingszaken gaat het om bedragen van minder dan 3.300 euro, terwijl maar bij 0,3 procent het bedrag boven de half miljoen uitkomt. ‘Velen schuiven weinig en weinigen schuiven veel,’ constateert Van Duyne.
Wat de overheid aan grote bedragen weet binnen te harken, is vaak te danken aan incidenten en toeval, en niet per se aan speurwerk. Althans, dat is wat Jan van Koningsveld ziet. ‘SBM Offshore? Een klokkenluider. De zwartspaarders bij UBS? Dankzij een cd-rommetje dat de Belastingdienst kreeg toegestuurd. Het witwassen van Paarlberg? Was vermoedelijk nooit aan het licht gekomen als Endstra niet was doodgeschoten.’
Princen: ‘Zeker Jan, maar er moet wel een rechercheur zijn die het herkent als een kans.’
Van Koningsveld: ‘Oké, zaken komen verder door de wilskracht van sommigen. Maar geef toe dat het incident-gedreven is.’
Princen: ‘Ja, in tijden van big data zou je het systematisch moet organiseren.’
Van Koningsveld: ‘Juist. We moeten toch zorgen dat we los van die tipgever zelf tot dit soort onderzoeken komen. Het is erg dat wij – af en toe praat ik nog over wij, terwijl ik er niet meer werk – criminelen niet tot andere structuren dwingen, omdat ze zien dat de oude nog heel goed werken.’
Dat het vaak om ad hoc successen gaat, weet Princen ook wel. De oud-rechercheur haalt zijn boek erbij om een voorbeeld te geven. Gedurende onderzoeken was hij soms weken bezig om bankrekeningen in te scannen. Tijdens een van die sessies zag hij hoe het geld met bakken binnenkwam bij een katvanger. Princen kreeg een déjà vu bij de naam van de gebruikte buitenlandse vennootschap. Kort daarop viel het kwartje en al snel zag hij dat het bedrijf eerder was gebruikt door een andere verdachte. ‘Een witwasroute,’ leest Princen voor. ‘Het gaf me natuurlijk voldoening om de samenloop te zien, maar het gammele karakter van zo’n mogelijke cruciale ontdekking in een veelomvattend onderzoek voelde eerder als beschamend. Het was een gelukje dat we van beide personen de bankgegevens hadden opgevraagd en ik die tijdrovend had zitten intikken. Het zien van de relatie tussen de twee betalingen was echter alleen te danken aan toeval en het jaren later gelukkig nog werkende geheugen van een enkeling.’
Toeval. Ontdekt door iemand die naar eigen zeggen ‘gek is op bankrekeningen’. Bij het zien van een afschrift zoemde Princen altijd in op de momenten dat de pinpas was gebruikt. Bij parkeermeters, in horecagelegenheden en winkels, bij opnames en stortingen. Met dat overzicht van tijd en plaats pakte hij vervolgens de telecomgegevens van de verdachten erbij. ‘En wat zag je? Bijvoorbeeld dat de pas van meneer A altijd in de buurt was van de telefoon van meneer B. Nu kán het dat meneer A en B altijd samen op dezelfde plek zijn. Maar waarschijnlijker is dat meneer A een katvanger is voor meneer B en dat de bankrekening alleen formeel op naam van A staat.’
Wat de overheid binnenharkt is vaak te danken aan incidenten en niet per se aan speurwerk.
Hij vond het geweldig om tot zulke ontdekkingen te komen. Maar Princen zou vooral willen dat banken zelf alerter zijn. ‘Als iemand in Amsterdam op één dag naar filialen van dezelfde bank gaat op de Linnaeusstraat, de Kinkerstraat en de Dam, en vervolgens bij al die vestigingen een bedrag stort net onder de wettelijke meldplicht voor ongebruikelijke transacties, dan denk ik: haal die man eens binnen! Vraag hem als bank: wat is eigenlijk uw business? Dat gebeurt dus niet of te weinig en daar word ik mistroostig van.’
Van Koningsveld: ‘Ik snap het. Tegelijkertijd zijn dit soort transacties maar een deeltje van de puzzel. Met drie stukjes blauw zie je de Mona Lisa nog niet.’
Princen: ‘Oké, maar begin dan met het te benoemen als een puzzelstukje. Als je dat niet herkent, ga je überhaupt geen puzzel maken.’
Van Koningsveld: ‘Mee eens. Maar wij zijn vanuit onze achtergrond achterdochtig en twijfelen aan alles. Schijn en wezen, daar moet je doorheen kunnen kijken. Dat is niet iedereen gegeven.’
Schatkist aan informatie
Twee weken na het eerste gesprek komen de oud-rechercheurs elkaar weer tegen. Ze zijn beiden uitgenodigd voor het jaarlijkse symposium ‘De aanpak van witwassen’ waar medewerkers van OM, politie, Belastingdienst en andere organisaties op 19 november hun kennis delen. Het duo ex-rechercheurs wordt met veel egards geïntroduceerd als ‘critici die de opsporingsinstanties een spiegel durven voor te houden’.
Vervolgens wordt het stil in het zaaltje op de eerste verdieping van het Amsterdamse Holiday Inn. Michiel Princen leest voor uit eigen werk en beschrijft de situatie enkele dagen na een grote politieactie: ‘Er stonden alleen nog een paar verhuisdozen met in beslaggenomen administratie opgestapeld tussen onze bureaus. Als de bureauchef langskomt, roept hij daadkrachtig: “Wat doet die zooi hier nog, jongens?” Zooi? Zo had ik er nog niet tegenaan gekeken. De schatkist aan informatie is kennelijk veranderd in een probleem.’
Met de aangehaalde passage wil Princen het beeld staven dat gedegen financieel onderzoek niet per se standaard is binnen de politie. Daar gaat het veel meer om ‘blauw op straat’ en is de analist achter zijn bureau niet per se cool. Daar wordt de in beslaggenomen financiële administratie van weer een volgende verdachte witwasser betiteld als een sta-in-de-weg. Daar moeten rechercheurs zelf de nietjes uit de documenten halen voor ze wekenlang de stukken kunnen scannen. Princen: ‘Het belang van de veredeling en interpretatie van gegevens wordt wel met de mond beleden, maar volstrekt onvoldoende toegepast.’
Waarom altijd weer die beloften maar geen daden? Daar wil Princen graag antwoord op. Hoe kan het toch dat de Nederlandse politiek en de voormannen van OM en politie jaar in jaar uit beweren de jacht op fout geld te omarmen, terwijl de resultaten zo pover blijven? En hoe kan het dat als 80 tot 90 procent van de criminaliteit financieel gedreven is, maar 2 procent van de opsporingscapaciteit wordt gebruikt voor de bestrijding ervan? Een van de toehoorders in het zaaltje meent te weten waarom. ‘Politici willen scoren met zaken die zichtbaar zijn,’ zegt de Arnhemse raadsheer Rolf de Groot. ‘Aanslagen, moorden, dat is zichtbaar. Fraude niet. En de overheid is niet bereid om te betalen voor capabele mensen.’
Vakvolwassenheid
Een dag later maakt minister Van der Steur van Veiligheid en Justitie bekend dat er 250 miljoen euro extra naar de politie gaat. Hoeveel daarvan is bestemd voor financiële speurders, is nog niet duidelijk. De bewindsman moet ook wel, want afgelopen zomer heeft hij de recherche nog een flinke oorvijg gegeven. Er wordt te weinig misdaad opgelost, zei Van der Steur eind augustus. In een brief aan de Tweede Kamer verweet de VVD-voorman de speurders onvoldoende parate kennis en te weinig ‘vakvolwassenheid’. Om het ‘achterstallig onderhoud’ weg te werken, worden sindsdien versneld vacatures ingevuld met onder meer specialisten op het gebied van financieel-economische criminaliteit.
Van Koningsveld hoopt dat de politie daarbij anders gaat selecteren. ‘Selectie op ambitie, de wil om te winnen. Als je een wedstrijd in de Champions League moet spelen, dan selecteer je toch de elf besten van dat moment? Dat zou de recherche ook moeten doen als ze een belangrijke zaak heeft.’ Hij pleit voor meer publiek-private samenwerking bij financieel rechercheren. ‘Omdat je dan gebruik maakt van kennis, kunde en data die de overheid zelf onvoldoende in huis heeft. Ik denk dat we met elkaar een soort virusscanner voor fout geld moeten ontwikkelen. Er zijn bedrijven die elke dag nieuwe methoden bedenken om computervirussen te bestrijden en wij zijn al twintig jaar niet in staat om criminele geldstromen als loanbacks vroegtijdig te detecteren. Het moet niet in onze hoofden zitten, het moet in systemen zitten bij de politie en de FIOD. Maar dat vereist wel dat je abstract kan denken.’
Princen: ‘Dat vinden veel rechercheurs moeilijk. Die willen bij voorkeur aan het begin weten wie de boef is, in plaats van starten met een structuur waarin alleen verdachte indicatoren zitten.’
Van Koningsveld: ‘Ja Michiel, maar dan heb je toch een ander soort rechercheur nodig.’
Ze weten ook wel waar die te vinden zijn: buiten de politie. Vers bloed, mensen met een hbo- of w.o.-opleiding die desondanks een carrière bij de politie ambiëren, zij-instromers die elders kritisch hebben leren kijken. Volgens Princen is het lastig om de politieorganisatie daarvan te overtuigen. ‘Als je het individuele rechercheurs vraagt, zullen ze beamen als collectief niet voldoende te zijn toegerust voor een Champions League-wedstrijd. Maar er is tegelijkertijd een grote weerstand bij de politie om mensen van buiten aan te trekken, vooral bij de vakbonden. Dan klinkt het meteen: “Ho, ho, dat gaat zo maar niet. We hebben eigen mensen.” Die houding is funest, zo blijft het stilstaand water.’
Ze moeten wel, waarschuwt ‘collega-marathonman’ Van Koningsveld. Hij ziet dat iedereen elke keer weer opnieuw het wiel uitvindt. ‘Mensen komen steeds met dezelfde vragen bij me. Ze zien een vennootschap, een loanbackstructuur, een land in de Cariben. En dan houdt het op. Gaan ze weer een beetje googlelen en zijn ze een maand verder. Terwijl als we al die voorhanden zijnde kennis slim gebruiken…’
Princen: ‘…er een veel kortere route naar succes is.’
Van De offshore wereld ontmaskerd, het promotieonderzoek van van Jan van Koningsveld verschijnt begin volgend jaar een publiekseditie.
De gekooide recherche van Michiel Princen verscheen eerder dit jaar bij uitgeverij Prometheus.
Van Harry Lensink en Marian Husken verschijnt deze week de herdruk van hun boek De jacht op crimineel geld, met daarin onder meer een reconstructie van de deal met drugshandelaar Cees H.
Bron: VrijNederland