Emma van Meijeren | 30 mei 2019
Op 30 mei 1969 was een menigte van woedende zzp’ers het zat om uitgebuit te worden. Quinsy Gario en zijn moeder maakten een performance over de opstand die volgde.
Vandaag 50 jaar geleden, op Trinta di Mei (30 mei) 1969, ging de binnenstad van Willemstad, Curaçao, in vlammen op. Hoewel het eiland twee jaar eerder politiek autonoom was geworden van Nederland, waren Nederlanders nog steeds de baas. Op de werkvloer van de Shell-raffinaderij was dat verschil tussen Nederlanders en Curaçaoënaars schrijnend: voor hetzelfde werk verdienden Curaçaoënaars een derde van het loon dat Nederlanders ontvingen. Op de ochtend van 30 mei 1969 verzamelden medewerkers van de Shell raffinaderij zich bij Post V op het Shell-terrein voor een staking. Stakingen waren een terugkerend fenomeen geworden dat jaar, maar deze dag hing er meer woede in de lucht dan normaal.
Vanaf de raffinaderij trok de menigte, onder leiding van vakbondleiders als Wilson ‘Papa’ Godett, Ewald Ong-A-Kwie en Amador Nita, naar de stad, zes kilometer verderop. Met leuzen zoals ‘pan i rekonosomentu’ (brood en erkenning) en ‘Equal Pay for Equal Work’ maakten ze duidelijk waar ze voor stonden. Onderweg worden Nederlandse en Amerikaanse bedrijven geplunderd. Bij supermarkt Henderson moest de hele drankvoorraad eraan geloven: die werd meegenomen door de demonstranten. Op Curaçao leek het, voor één dag, oorlog. Een oorlog om gelijke lonen, maar in wezen om veel meer dan dat. Amador Nita riep de regering op af te treden en er werden nieuwe verkiezingen gehouden, waarna de eerste zwarte gouverneur werd verkozen.
Om deze belangrijke dag in de Curaçaos-Nederlandse geschiedenis te herdenken heeft Quinsy Gario de performance A Crate of Whiskey gemaakt. Hij vertelt samen met zijn moeder het verhaal van die dag. Een dag waarover later in de vertellingen vooral veel nadruk werd gelegd op de plunderingen van de drankvoorraden.
VICE: Hey Quinsy, waarom wilde je deze performance samen met je moeder maken?
Quinsy: Mijn moeder heeft de opstand zelf meegemaakt en ik vond het belangrijk om te laten zien waar ik vandaan kom. Ik ben geen eenzame kunstenaar, ik werk niet in mijn eentje.
Glenda, wat kunt u zich herinneren van de opstand?
Glenda: Ik was zeventien toen het gebeurde, en zat destijds op de Wilhelmina Hendrik-school in de stad. Wij kregen pas te horen wat er aan de hand was toen de massa al in de stad was aangekomen, waarop we halsoverkop naar huis werden gestuurd. Ik herinner me nog dat ze de etalageruit van juwelier Spritzer & Fuhrmann kapot gemaakt hadden. Wat daar allemaal gepikt werd: horloges, diamanten.
Heeft u ook iets meegenomen?
Glenda: Nee! Ik was zo bang, ik wilde zo snel mogelijk naar huis. Ik reed altijd met mijn buurmeisje mee naar school, dus ik ging naar haar op zoek. Uiteindelijk heb ik haar gevonden, haar vader stond net voor de brug die de twee delen van de stad met elkaar verbindt. Ik vind het nog steeds raar dat die brug niet was afgesloten. Daardoor heeft de menigte naar het Brionplein kunnen trekken en alles in brand gestoken.
Quinsy: Misschien waren de mensen die dat moesten doen ook wel solidair met de staking.
Dat is speculatie.
Quinsy: Absoluut.
Hoe vertelt u het verhaal in de performance?
Glenda: Voor de performance hebben we een maquette gemaakt. Daarop zie je de raffinaderij en post V, waar de opstand begon. Ik vertel over de route die de menigte aflegde. De eerste winkel die aan die weg lag was Henderson, een supermarkt voor de elite, want voor het gewone volk was het veel te duur. Het lag net naast Emmadorp, waar alle Nederlandse werknemers van de Shell woonden.
Een beetje zoals nu veel witte mensen op Jan Thiel wonen met hun eigen Albert Heijn?Quinsy: Haha, ja, zoiets.
Wat gebeurde er bij die winkel?
Glenda: Daar hebben ze ingebroken en eten en drank meegenomen. Een van mijn vriendinnen werkte in die winkel. Ze zag hoe mensen naar binnen liepen met kettingen en knuppels, en kon ternauwernood weg komen. Een andere vriendin vertelde dat er een blanke vrouw in een auto zat, en dat de mensen naar haar toe kwamen. Ze begon in het Papiaments te schreeuwen, zo van: ik ben Curaçaoënaar, laat me met rust!
Lieten ze haar toen met rust?
Glenda: Ja.
De woede ging desalniettemin over hoe witte en zwarte mensen anders behandeld werden toch?
Glenda: Ja, nou, vooral om wie er wel en niet meedeed in de Curaçaose samenleving. Er waren heel veel grote bedrijven die voor een paar jaar van ons belastingvoordeel kwamen profiteren en vervolgens weer weg gingen. Toen de menigte klaar was bij Henderson, trokken ze bijvoorbeeld verder naar Texas Instruments, een Amerikaans bedrijf. Ze zijn naar binnen gegaan en hebben dingen kapot gemaakt. Mensen moesten huilen. Maar er waren ook steeds meer mensen die zich aan begonnen te sluiten.
En uiteindelijk bereikte die menigte dus het centrum van de stad en brandde een aantal winkels volledig af. Hoe hebben ze zover kunnen komen?
Glenda: Voordat ze bij de stad waren kwamen ze een politiebarricade tegen. Dat is waar er op Papa Godett geschoten is. Daardoor werden de mensen nog woedender, en via aangrenzende wijken zijn ze alsnog de stad in gelopen. Eigenlijk was het de bedoeling dat alleen een delegatie van de vakbond naar het gouvernementsgebouw zou gaan, maar ze zijn gewoon met z’n allen gegaan.
Heeft u zelf ook overwogen om mee te protesteren?
Glenda: Nee, ik was bang voor de menigte. Het was een verschrikkelijke dag, dat vergeet ik nooit meer. Ik was bang voor het geweld en voor de menigte en zag de stad in vuur opgaan.
Wat voor effect heeft die vuurzee gehad?
Daarna is er toch wel heel veel veranderd op Curaçao. Dat vind ik heel prachtig, want er was veel discriminatie. Bijvoorbeeld bij Spritzer & Fuhrmann, de juwelier die ik net al noemde. Daar kon ik niet werken vanwege mijn kleur, er werkten daar alleen maar blanke mensen. Na 30 mei 1969 veranderde dat. De vakbondleiders startten hun eigen politiek partij Frente Obrero Liberashon 30 di Mei (Arbeiders Bevrijdingsfront van 30 mei) en kwamen daarmee in het parlement.
Was Trinta di Mei een revolutie?
Glenda: Ja, kijk, Curacao het was altijd een passief land. Tot die dag.
Quinsy: We hebben toch ook de opstand van de tot slaaf gemaakten onder leiding van Tula gehad?
Glenda: Ja dat klopt, maar dat was eeuwen geleden. En dit kwam uit ons. Plotseling. Wij Curaçaoënaars waren allemaal vriendelijke en sociale mensen, maar we waren ook boos omdat we werden onderdrukt. De mensen die als contractarbeiders werkten verdienden veel minder dan de mensen die bij Shell werkten. En dat mag niet. Ze tekenden protest aan maar ze kregen geen gehoor. Na Trinta di Mei konden wij opeens ook hogere posities krijgen.
Waarom is de titel van het stuk A Crate of Whiskey?
Glenda: Toen mijn familie en ik allemaal veilig thuis waren op die bewuste dag, was er één broer die nog miste. Hij werkte bij de dokmaatschappij, naast de Shell, en mijn ouders maakten zich ongerust. Ze waren bang dat hij was meegegaan met de massa. Toen hij uren later thuis kwam had hij een kratje whiskey in zijn hand, gestolen bij één van de supermarkten. Mijn vader zei: ‘Nee! Niet hier! Niet in dit huis!’ Hij wilde absoluut niet dat er gestolen spullen bij ons thuis zouden binnen komen.
Quinsy: Dat maakte het ook interessant voor mij. Met Trinta di Mei gaat het vaak over de grote narratieven, maar de kleine, persoonlijk verhalen van deze belangrijke dag verdwijnen.
Zijn er nog belangrijke lessen te trekken uit Trinta di Mei?
Quinsy: Ik zie een parallel met de neoliberale experimenten die we nu in Europa hebben. De structuren die we nu hebben zijn niet uit de lucht komen vallen. Als je denkt aan flexcontracten en nul-uren contracten, dat is ook waar men tijdens Trinta di Mei tegen in opstand kwam. De hele opstand begon omdat Shell een onderaannemer had aangenomen om nieuwe arbeiders te werven. De Shell wilde echter geen sociale voorzieningen voor ze betalen en geen pensioenafdrachten doen. Die mensen kwamen op dezelfde werkvloer terecht als de mensen die onder direct contract bij Shell stonden. Ze kwamen er dus al snel achter dat er met twee maten gemeten werd. Toen ontplofte de bom.
Bedankt!
Bron: VICE
Ong A Kwie is weg gefotoshopt van de foto, het bleekt dat Ong A Kwie een verrader was, een vakbondsman die van twee walletjes at.
Eén ding is zeker Ong A Kwie was zijn tijd ver vooruit want onlangs nog heeft Koeiman met gemeenschapsgeld een snoepreis voor vakbonden naar Colombia betaald.
Ong A Kwie staat niet op die foto. Alleen Godett, Brown , Debrot en Nita .
‘voor hetzelfde werk verdienden Curaçaoënaars een derde van het loon dat Nederlanders ontvingen.’
Maar als je rekeing houdt met het feit dat de Nederlanders per uur drie maal zoveel van hetzelfde werk verrichtten dan de Curacaoenaars waren de Nederlanders in feite onderbetaald en hadden Punda en Otrobanda moeten steken.
En met gestolen televisies en whiskey naar huis moeten gaan.