Paradise Papers | Jan Kleinnijenhuis
Appleby omschrijft zichzelf als ‘één van de toonaangevende offshore advocatenkantoren ter wereld’. Zo’n 470 werknemers bedienen vanuit tien locaties klanten die variëren van multinationals tot overheden, en van banken tot zeer vermogende individuen.
Daarmee is het één van de grotere advocatenkantoren die gerekend worden tot de zogenoemde ‘offshore magic circle’ – de grootste en meest prestigieuze advocatenkantoren die opereren vanuit belastingparadijzen, ook wel verhullingsparadijzen genoemd.
Appleby heeft kantoren in alle bekende paradijzen, zoals de Britse Maagdeneilanden, de Kaaimaneilanden, Guernsey, Jersey, Mauritius en de Seychellen. Tot zijn klanten behoren de grootste bedrijven ter wereld: Appleby noemt zelf Shell als een belangrijke klant, evenals vermogensbeheerder Blackstone en de banken HSBC en Barclays. Het klantenbestand bevat leden van koninklijke families, politici, sporters en beroemde acteurs en actrices.
De interne administratie van Appleby, dat al sinds eind 19de eeuw in Bermuda is gevestigd, is in handen gekomen van de krant Süddeutsche Zeitung en via het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ) gedeeld met media wereldwijd, waaronder Trouw.
Hoe opereert Appleby?
De 6,8 miljoen vertrouwelijke documenten geven een inkijkje in de manier waarop Appleby opereert, en wat het kantoor mede mogelijk maakt. Het geeft een beeld van de geheime offshore praktijken van politici, vermogenden en multinationals die advocatenfirma’s als Appleby nodig hebben voor hun structuren om zo weinig mogelijk belasting te betalen.
Vragen van ICIJ aan Appleby zijn onbeantwoord gebleven. In plaats daarvan stuurde het concern twee weken geleden een persbericht de wereld in, waarin het stelt dat het doelwit is geweest van een hack en dat het zich ‘committeert aan de hoge standaarden van onze toezichthouders’. “We tolereren geen illegaal gedrag. Het klopt dat we niet onfeilbaar zijn. Als we fouten ontdekken, lossen we dat snel op en lichten we de relevante autoriteiten daarover in.”
Uit de data komt een beeld naar voren van een bedrijf dat inderdaad redelijk strikt is op controle van klanten voor ze geaccepteerd worden. Appleby probeert zo goed mogelijk bij te houden welke klanten ‘compliant’ zijn – oftewel, waarvan alle benodigde informatie is verzameld en beoordeeld. Dat gaat niet altijd goed. Zo telt Appleby in 2006 alleen al op de Kaaimaneilanden meer dan 600 klanten die ‘non-compliant’ zijn. Het kan zijn dat Appleby simpelweg de administratie over zijn klanten niet op orde heeft, of dat Appleby een klant blijkt te hebben geaccepteerd die op de internationale sanctielijsten staat. In een presentatie uit 2011 over het risico op witwassen en mogelijk financieren van terrorisme staat: “We hebben een huidige zaak waar we op zo’n 400.000 dollar zitten die duidelijk besmet is en niet makkelijk af te handelen.”
Appleby, en het in 2016 afgestoten trustbedrijf Estera, hebben in de loop der jaren ook geregeld boetes gekregen van lokale toezichthouders in belastingparadijzen voor te gebrekkige interne controle. In 2015 werd nog 500.000 dollar gereserveerd voor een schikking met toezichthouder Bermuda Monetary Authority. In bijna de helft van de onderzochte gevallen had Appleby geen informatie over hoe klanten aan hun geld waren gekomen.
Soms duurt het lang voordat het bedrijf erachter komt dat het zaken niet weet. Al sinds 1984 beheert Appleby het bedrijf Crescent Petroleum, waarvan de Amerikaanse autoriteiten in de jaren negentig vermoeden dat het een dekmantel is voor activiteiten van de toenmalig Iraakse president Saddam Hussein. Pas in 2013 komt Appleby erachter dat dit bedrijf in handen is van Abdul Hameed Dhia Jafar – de broer van het toenmalige hoofd van het Iraakse nucleaire wapenprogramma. “Hoe kan het dat we hier niet eerder achter zijn gekomen?”, blijkt uit een e-mail één van de advocaten van Appleby in 2013 die onderdeel uitmaakt van de Paradise Papers.
Bron: Trouw