Henk Willem Smits
‘Ik heb alles weggegeven, we hebben niets meer’, vertelde Ikea-oprichter Ingvar Kamprad zijn kinderen eind jaren ’70. ‘Ik schrok me dood: wat had papa gedaan’, vertelde zijn toen 12-jarige zoon jaren later in een interview. Kamprad had zijn winkels overgedragen aan een Nederlandse stichtingen en was daarom inderdaad geen eigenaar meer. Gelukkig was hij wel zo slim eigenaar te blijven van de intellectuele eigendommen, zodoende was hij verzekerd van een lucratieve royaltystroom.
Het is geen toeval dat het Zweedse ondernemers waren die pionierden met complexe constructies. Zweden was in de jaren ’60, ’70 en ‘80 een streng sociaaldemocratisch land, met bijbehorende belastingtarieven en de bijna-onmogelijkheid geld het land uit te krijgen. Zo rekende schrijfster Astrid Lindgren van Pipi Langkous in 1976 voor dat ze meer dan 100% van haar inkomsten moest afstaan aan belasting en sociale premies. Ze had nog het geluk dat ze ouder dan 65 was en geen premies hoefde te betalen, waardoor het percentage dat ze moest afdragen bleef steken op 85%.
Zo moest Kamprad wekenlang onderhandelen met de Zweese centrale bank om 5 miljoen kroon te mogen uitvoeren om een winkel op te starten in Zwitserland. Mocht Kamprad komen te overlijden, dan zouden zijn zonen liefst 65% van de erfenis moeten afstaan aan de fiscus. Abba had naar verluidt al de benen genomen, fiscaal gezien naar Nederland. De Zweedse miljardairsfamilie Rausing, eigenaar van melkpakkenfabrikant Tetra Pak, was inmiddels naar Londen gevlucht. Daar hoeven superrijken niet op te geven hoeveel ze verdienen, de Britse fiscus maakt daar een heel aantrekkelijke schatting van. Maar dat vond Kamprad maar niks, hij wilde zich niet ‘een halve crimineel’ hoeven te voelen door te liegen op zijn belastingaangifte.
Kamprad huurde een team van juristen en fiscalisten in, die in de jaren ’70 de structuur via Nederland uitdokterde. Hierdoor zette Ikea Nederland op de kaart als belastingontwijklocatie. Behalve fiscale optimalisering gaf Kamprad zijn leger advocaten ook een tweede opdracht: de structuur moest zo worden opgezet dat Ikea een onneembare versting zou worden, die niet verscheurd kan worden door ruziënde zoons of kan worden overgenomen door een ander bedrijf. Ikea zou zichzelf in stand moeten houden, zonder dat er één iemand is met volledige zeggenschap. De Nederlandse stichtingsvorm bleek daar geschikt voor.
De Stichting Ingka Foundation werd eind jaren ’70 opgericht in Leiden, en in de loop van een aantal jaren droeg Kamprad de aandelen van de winkels over aan de Ikea Group, een vennootschap die hangt onder deze stichting. In het begin van de jaren ’80 ging het hoofdkantoor definitief van Älmhut naar Delft. Kamprad emigreerde uit Zweden. Eerst naar Denemarken, vervolgens naar Zwitserland.
‘It’s all for charity,’ zo riep een Amerikaanse klant eens enthousiast op tv toen Ikea opende in de VS. Op papier is dat zo. De Stichting Ingka is inmiddels het grootste goede doel ter wereld, groter dan de Bill and Melinda Gates Foundation. En na decennia lang geld oppotten, doet het tegenwoordig ook daadwerkelijk wat aan goede doelen. Dat heeft lang geduurd omdat Kamprad, aldus biografen, extreem zuinig zou zijn, en zeer wantrouwend ten opzichte van goede doelen. Want Kamprad had de winkels dan wel weggegeven aan stichtingen, hij zorgde ervoor dat hij wel grip hield op die stichtingen. Iets wat zorgt voor permanente discussie tussen Kamprad en journalisten als die van Bloomberg en Billanz, de Zwitserse rijkenlijst, die hem goed achten voor ruim €30 miljard.
Kamprad en familie is wel eigenaar gebleven van de intellectuele eigendommen, het merk, het logo, het winkelconcept en dergeljike. De structuur van Ikea zit simpel gezegd zo in elkaar dat winkels royalty’s moeten betalen voor het gebruik van de intellectuele eigendommen. Er is maar één filiaal dat niet onder Stichting Ingka valt, dat is die in Delft. Dat is namelijk de moeder-Ikea. Alle winkels moeten royalty’s betalen aan het Delftse bedrijf Inter Ikea Systems, de eigenaar van de moeder-Ikea. Dat bedrijf hangt weer samen met entiteiten in Curaçao, België, Luxemburg en Lichtenstein. In 2012 gaf Kamprad zichzelf een soort superdividend van €9 miljard door de Lichtensteinse entiteit de Ikea-trademarks te laten verkopen 28393 aan het bedrijf in Delft.
Brussel neemt deze structuur nu op de korrel. Net als eerder bij Starbucks is de grote vraag of er afspraken zijn gemaakt tussen de Nederlandse fiscus en Ikea die als ‘staatssteun’ zijn aan te merken. Als Ikea (fiscale) voordelen krijgt die andere meubelwinkels niet krijgen, kan daar sprake van zijn. Brussel heeft diverse van dit soort onderzoeken lopen, ook naar Ierland, België en Luxemburg. Over al die zaken lopen nog procedures, dus hoe dit staatssteun-verhaal gaat uitpakken is nog onbekend.
Volgens Den Haag zijn de afspraken die de fiscus maakt met grote bedrijven gewoon legaal, maar echt goed uitgezocht wordt dit nooit. Bij de betreffende afdeling ‘rulings’ van de Belastingdienst werken een man of veertig, veel te weinig om al die buitenlandse (brievenbus-)bedrijven in de gaten te houden. Laat staan te controleren hoe geld wordt weggesluisd naar landen als Zwitserland of Lichtenstein, bijvoorbeeld door ‘transfer pricing’, interne verrekenprijzen. Starbucks zou hier de mist in zijn gegaan door heel veel geld te betalen aan de Zwitserse entiteit die bonen verkoopt. Een andere methode om geld naar low-tax-landen te sluizen is door rente-, dividend- en royalty-stromen.
Wanneer de fiscus daar geen afspraken over maakt of niet controleert of transferpricing wel marktconform gaat, kan je dat zien als illegale staatssteun, redeneert Brussel, en daar valt wel iets voor te zeggen. Niet alleen benadeelt het MKB-bedrijven die dergelijke voordelen niet hebben, het benadeeld ook andere landen. Wanneer een Starbucks- of Ikea-filiaal in Duitsland of Frankrijk heel veel geld kwijt is aan koffiebonen of royalty’s, bijft er geen belastingbare winst over.
Bron: Quote