Opinie door Marguérite Nahar
De risico’s verbonden aan het overhaast implementeren van een, naar mijn mening, niet goed doordacht principeakkoord met het Chinese Guangdong Zhenrong Energy Company Ltd. (GZE), zijn zeer groot. Als dit reeds ondertekende principeakkoord (MoU) wordt geïmplementeerd, zal Curaçao het beheer en de exploitatie van haar twee diepzeehavens, de belangrijkste natuurlijke hulpbronnen, volledig kwijtraken aan de Chinezen en daarmee de controle over haar toekomstige economische ontwikkeling en groei uit handen geven aan een vreemde mogendheid.
In het principeakkoord is een ontsnappingsclausule opgenomen, inhoudende dat beide partijen wederzijds van alle verplichtingen ontheven zullen zijn, indien er gedurende de komende twee maanden (met een verlenging van nogmaals twee) geen bindende overeenkomsten worden ondertekend tussen partijen. Indien en voor zover er de komende twee maanden dus wel bindende overeenkomsten worden ondertekend, kan Curaçao die ontsnappingsclausule niet meer inroepen.
Daarom is het belangrijk eerst het juridisch instrument grondig te evalueren alvorens daar onomkeerbare gevolgen aan te verbinden. Het instrument werd op 14 september 2016 ondertekend en is dus nog geen twee maanden geleden tot stand gebracht, maar voor de implementatie daarvan is een periode van 38 maanden beschikbaar, want vóór de datum van 31 december 2019, wanneer het leasecontract met PdVSA eindigt, kan China toch geen aanvang maken met het ten uitvoer leggen van welke overeenkomst dan ook.
Mocht er nu al voortgeborduurd worden op het MoU met GZE, dan stelt de demissionaire regering het land Curaçao bloot aan grote schadevergoedingsvorderingen.
In het onlangs gesloten klimaatakkoord tijdens de klimaatconferentie in Parijs, is er uitvoerig besproken en zijn er ook resoluties van die strekking genomen dat de fossiele industrie wereldwijd zou worden afgebouwd en dat er wereldwijd een streven zou zijn om geleidelijk aan over te stappen op duurzame energieopwekking.
Het Koninkrijk heeft de resoluties medeondertekend alsook de vertegenwoordigers van het Land Curaçao die op die conferentie aanwezig waren. Volgens het Ecorys-rapport is modernisering op Curaçao slechts te realiseren middels ontmanteling van de huidige raffinaderij, gevolgd door sanering van de milieuverontreiniging, gevolgd door constructie van een geheel nieuwe raffinaderij. Dit MoU is derhalve strijdig met de resoluties van de klimaattop.
In vennootschapsrechtelijk opzicht is de regering buiten haar competentie getreden. Zo geeft de regering het Chinese bedrijf toegang tot de fysieke installaties die rechtmatig in gebruik zijn bij Refiñería Isla de Curazao bv, zijnde een particuliere privaatrechtelijke vennootschap. De regering is daartoe niet bevoegd, zelfs niet als het een overheids-nv zou zijn geweest.
Verder geeft de regering in het MoU toestemming dat GZE mag ‘samenwerken’ met PdVSA bij operationele kwesties van de raffinaderij en op Bullenbaai. Ook in dit geval is de regering buiten haar competentie getreden, want de regering mag geen recht tot inmenging in de bedrijfsvoering van een particuliere privaatrechtelijke vennootschap verlenen aan een derde.
In staatsrechtelijk opzicht is de regering buiten haar competentie getreden door zonder vóóroverleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een internationale overeenkomst van een zodanig ingrijpende aard met een buitenlandse mogendheid te sluiten.
En in administratief/bestuurlijk opzicht heeft de regering bij de totstandkoming van dit MoU de voorgeschreven besluitvormingsprocedures niet nageleefd, waar het gaat om bijvoorbeeld het inwinnen van adviezen van de Afdeling Juridische Zaken, de Raad van Advies, het parlement en mogelijk ook van de Sociaal Economische Raad.
Gezien de inhoud en strekking van het instrument, zouden zelfs maatschappelijke groeperingen moeten zijn geraadpleegd en sociale partners in het reeds bestaande overlegorgaan (Kolaborativo). Ik ben van mening dat het MoU ontbonden moet worden.
Marguérite Nahar
Juriste Marguérite Nahar was tot medio oktober 2016 extern juridisch adviseur van Refineria di Korsou (RdK)