28 C
Willemstad
• vrijdag 19 april 2024 01:23

Boek | Handboek ‘Grammatica van het Papiaments’

Door Fred de Haas

Grammatica van het Papiaments
Grammatica van het Papiaments

Florimon van Putte en Igma van Putte-de Windt hebben opnieuw een formidabele prestatie geleverd met de publicatie van hun ‘Grammatica van het Papiaments’, een uitgave van de Walburg Pers. Het werd een fraai vormgegeven boek van 317 pagina’s dat een volledige beschrijving wil zijn van het hedendaagse Papiaments.

Na jarenlang praktisch ontkend te zijn geweest, heeft het door de Afrikaanse dwangarbeiders en latere kolonisten gesproken Papiaments zich in de loop van de twintigste eeuw eindelijk kunnen manifesteren als een volwaardige taal waarin Arubaanse, Curaçaose en Bonaireaanse auteurs zich op kunstzinnige wijze hebben kunnen uitdrukken. Een taal die tegen het einde van de eeuw als eerste op Curaçao in het funderend onderwijs werd geïntroduceerd als een van de talen van instructie.

Voor iedereen die dieper inzicht wil verwerven in de structuur en de communicatieve mogelijkheden van het Papiaments zal de hieronder besproken ‘Grammatica van het Papiaments’ (hierna genoemd ‘de Grammatica’) een welkome steun zijn. Het is een gedegen, zorgvuldig samengestelde en – in de beste zin van het woord – ‘ouderwetse’ grammatica waarvan de voorbeelden op overzichtelijke wijze de serieuze student de weg wijzen in het labyrint van het levende Papiaments, door de auteurs consequent ‘Papiamentu’ genoemd, naar de uitspraak en spelling van Curaçao.

Voorwoord
In het Voorwoord geven de auteurs de gedachten vorm die ten grondslag hebben gelegen aan hun werk. De Grammatica wil op de eerste plaats een praktisch handboek zijn. Hoewel het handboek een algemene grammaticale kennis veronderstelt, zal het, waar dit nodig wordt geacht, de gebruikte grammaticale termen uitleggen.

Om het eigen karakter van het Papiaments zo goed mogelijk te benadrukken, geven de auteurs in hun boek bij de voorbeelden een gedetailleerde uitleg van de communicatieve mogelijkheden van de taal. Daarbij zijn zij zich ervan bewust dat de besproken grammaticale regels niet voor eeuwig in beton zijn gegoten, maar onderworpen zijn aan veranderingen die elke taal in de loop der tijd ondergaat.

De gehanteerde spelling
De spelling die in de weergave van de Papiamentse voorbeelden is aangehouden, is die van de ‘Ortografia i Lista di palabra Papiamentu’ (Fundashon pa Planifikashon di Idioma, FPI, Kòrsou, yüni 2009), kortweg genoemd het ‘Buki di Oro’, het Gouden Boekje, vanwege de gouden rug van de omslag.

Het Papiaments kent twee spellingwijzen: die welke wordt gebruikt op Aruba (de zogenaamde ‘etymologische’ spelling) en de spelling die op Curaçao en Bonaire wordt gehanteerd (de zogenaamde ‘fonologische’spelling). De Arubaanse spelling wil zoveel mogelijk rekening houden met het spellingsysteem van de taal van oorsprong. De Arubanen schrijven dus ‘jong’ en ‘yuda’ en handhaven de J en de Y van respectievelijk de Nederlandse (‘jong’) en de Spaanse spelling (ayudar). Nadelen van dit ‘etymologische’ systeem zijn dat de oorsprong van veel woorden niet meer is na te gaan, dat de oorspronkelijke taal een niet-geschreven taal kan zijn (‘Afrikaans’, ‘Indiaans’) en dat er steeds weer nieuwe woorden in de taal komen die om creatieve spellingoplossingen vragen. De etymologische’ spelling kan dus nooit consequent etymologisch zijn. De Arubaanse spelling is niet gemakkelijk om aan te leren. Zo zijn er, bijvoorbeeld, 9 regels voor het gebruik van de letter B en 9 regels voor het gebruik van de letter V.

In tegenstelling tot de Arubaanse spelling houdt de Curaçaose spelling geen rekening met de oorsprong van de woorden en gebruikt in principe één letterteken voor elk foneem (=betekenisonderscheidende klank) van het klanksysteem. Curaçaoënaars en Bonaireanen schrijven dus ‘yòn’ en ‘yuda’, ongeacht de herkomst van deze woorden. Ter verduidelijking van het begrip ‘foneem’ een voorbeeld: het Spaans heeft, in tegenstelling tot het Papiaments, twee fonemen R, namelijk de R van ‘pero’ en de rollende R van ‘perro’. Je kan ze niet verwisselen in de uitspraak want het ene woord betekent ‘maar’ en het andere ‘hond’. Een ander voorbeeld: het Nederlands kent twee soorten ‘A’, zoals in de woorden ‘kas’ en ‘kaas’. Het Papiaments kent dat onderscheid niet. Vandaar dat een Papiamentstalige beide woorden zal uitspreken als ‘kas’.

Omdat er in het Papiaments meer fonemen zijn dan tekens in het Latijnse alfabet is het niet mogelijk om consequent één teken voor één klank/foneem toe te passen. Het Papiaments heeft namelijk 62 fonemen en er zijn maar 27 tekens in het Latijnse alfabet. Logisch dat er in de spelling ‘fonologisch geschipperd’ moet worden met de manier waarop de klanken worden weergegeven. Zo gebruikt men het teken G voor zowel het woord ‘gesto’ als het woord ‘gana’. En die G klinkt bepaald niet hetzelfde in beide woorden: fonetisch (χ) voor ‘gesto’ en fonetisch (G) voor ‘gana’.

Ook wordt het fonologische principe losgelaten in woorden als ‘dosshen’ (tweehonderd) en ‘djesshete’ (zeventien) waar twee S’en worden geschreven in plaats van één (om verwarring in de uitspraak te voorkomen).

De grootste verwarring treedt echter op als er tweeklanken met de I en de U worden geschreven. De Curaçaoënaars schrijven volgens de regel van het ‘Buki di Oro’ zowel ‘paria’ als ze een ‘bbq-rooster’ bedoelen als ‘paria’ wanneer ze een ‘verschoppeling’ bedoelen. In het ene geval ligt de klemtoon op de I en in het tweede geval op de A van de eerste lettergreep. Dat is voor een lezer dus niet te ‘zien’ aan de spelling.

Lezers van de woorden ‘puiru’ en ‘kuido’ hebben te maken met twee soorten uitspraak van de UI. Lezers die de taal niet kennen komen daardoor in de war. Het probleem zou ondervangen kunnen worden door het (her)introduceren van de YOD (= Y), zoals Raúl Römer dit al voorstelde in 1969: paria en parya. Dan wordt het al een stuk eenvoudiger. Als we dan ook nog de WAU (= W) (her)introduceren, eveneens een voorstel van Römer, dan is ook het probleem van de UI opgelost: ‘Puyru’ en ‘Kwido’ in plaats van ‘Puiru’ en ‘Kuido’.

Bij de behandeling van tweeklanken ondervinden de auteurs duidelijk hinder van de officiële spelling. De auteurs onttrekken zich in Tabel 6 (bladzij 33) ook aan de officiële spelling om verwarring te voorkomen en schrijven ‘mèi’ in plaats van het voorgeschreven ‘mei’. De auteurs bedoelen met ‘mèi’ een open E (fonetisch: ę). Ze hebben een goede oplossing bedacht om het verschil in uitspraak van tweeklanken als in de woorden ‘slais’ en ‘rais’ aan te geven. In hun grammatica werken ze met rechte strepen. Voorbeeld: ‘ra│is’ als de klemtoon op ‘is’ valt. Zoiets kan helaas niet in de gewone geschreven taal. In zo’n geval moet iemand die geen Spaans of Papiaments kent dan maar raden wat de juiste uitspraak is.

Volgens voorschrift van de laatste spelling in het ‘Buki di Oro’ moeten er ook zo weinig mogelijk accenten (Frans: accent grave als in è, accent aigu als in é) worden geschreven. Dat zou een te onrustig schriftbeeld opleveren. Maar dit voorschrift heeft tot gevolg dat je een E op vier verschillende manieren kan uitspreken en dat een lezer niet weet hoe je in een onbekend woord de EI moet uitspreken.

In dit verband mag worden opgemerkt dat het Fries (een voor Nederlanders vreemde taal waar men op de ABC-eilanden graag aan refereert) vier manieren heeft om een ‘I-klank’ weer te geven: een lange I als in het Engelse ‘cheese’ door tweemaal een I te schrijven: ‘tsiis’ = kaas; een korte I als in het Nederlandse ‘dik’: ‘nimme’ = nemen; een Y voor de korte IE als in ‘kwiek’ in ‘fyftich’ = vijftig; en de IE voor de klank IE als in ‘bier’: ‘Tytsjerksteradiel’ = Tietjerksteradeel. Handige en duidelijke oplossingen waar het Papiaments, mutatis mutandis, ook mee gediend zou zijn.

Het ‘Buki di Oro’ ‘verbiedt’ ook om een accent te plaatsen op de A van ‘duna’ in een zin als ‘El a duna mi’. Maar hoe moet de beginnende student dan weten dat je die zin uitspreekt als ‘el a duná mi’, met de klemtoon op de A? Een woord als ‘tabata’ loopt gevaar te worden uitgesproken met de klemtoon op de tweede A.

Het is, kortom, van groot belang dat de voorgeschreven ‘fonologische’ spelling van het Papiaments nog eens grondig wordt geëvalueerd.

Literaire Papiamentstalige bronnen
Het ligt voor de hand dat de auteurs voor de niet-literaire voorbeelden ruimschoots gebruik hebben gemaakt van de voorbeeldzinnen in hun tweedelige (N-P en P-N) ‘Groot Woordenboek’ (WalburgPers, Zutphen, 2005). De auteurs hebben naar mijn mening wel een wat erg beperkte selectie gemaakt uit de hun ter beschikking staande literaire bronnen. Ik heb de moeite genomen om eens te kijken hoeveel keer uit de voornaamste door hen geselecteerde bronnen is geciteerd. De getallen zijn op vijf afgerond: Nilda Pinto 15x, Ornelio Martina 10x, Carel de Haseth 50x, Elis Juliana 65x, Pierre Lauffer 60x, Lucille Berry-Haseth (‘Changá’) 80x.

Er is hier bepaald sprake van onevenwichtigheid. De citaten uit De Haseth komen slechts uit één boek van betrekkelijk geringe omvang (Katibu di Shon, 1988) maar de citaten benaderen desondanks in aantal die uit de grote auteurs Lauffer en Juliana. Daarmee is overigens niets gezegd over de kwaliteit van het Papiaments van De Haseth. Eenzelfde overweging geldt voor de citaten uit ‘Changá’. Liefst 80 citaten. Voortreffelijk Papiaments, geen twijfel mogelijk. Het betreft echter geen bron die in de oorspronkelijke taal is geschreven. ‘Changá’ is een vertaling van ‘Dubbelspel’, het lijvige boek dat Frank Martinus in 1973 in het Nederlands heeft geschreven en dat pas in 2011 is vertaald in het Papiaments. Het Papiaments is dus niet van de auteur maar van Lucille Berry-Haseth die om die reden dan ook met name achter elk Papiaments citaat uit ‘Changá’ had moeten worden genoemd.

Overigens is het jammer dat de auteurs uit zo weinig oorspronkelijk Papiamentstalige schrijvers hebben geciteerd. Sporadisch vinden we een citaat uit Baromeo, Doran, Martina en Schotborgh. Ik begrijp de overweging van de auteurs echter wel. Immers, het boek van De Haseth en de vertaling van Lucille Berry-Haseth zijn geschreven in de door de FPI voorgeschreven Curaçaose spelling. Dat scheelde, begrijpelijkerwijs, een hoop werk.

 

Nederlandse vertalingen en teksten
Op bladzij 228 lezen we de volgende Nederlandse zin van Frank Martinus uit ‘Dubbelspel’: ‘Hij liet de 200 H elke dag snorren op de weg naar Bandabou, zodat de wielen over de smalle wegen zongen’. Een Nederlandse lezer zal zo’n zin heel anders aanvoelen dan de (juiste) interpretatie die Lucille Berry-Haseth er in haar Papiamentse vertaling aan geeft: ‘Tur dia (…) e tabata dera trot di 200H (…), di moda ku e tabata kanta i sker wil (…). Die laatste zin betekent namelijk: ‘Elke dag gaf hij de 200 H plankgas zodat ie over de weg scheurde’. Dat is de juiste betekenis van de in gecreoliseerd Nederlands gestelde zin van Martinus die een woordkeus laat zien waarvan de betekenis alleen begrepen kan worden door iemand die Papiaments verstaat.

En De Haseth schrijft in het Papiaments: ‘mi ke pa nan kurpa kue rel ora mi kai i kabuya snuk sera mi strot’. Carel en Chila de Haseth-Bolívar vertalen zelf: ‘Ik wil dat ze over hun hele lichaam huiveren wanneer ik val en het touw dan met een ruk om mijn strot snoekt’. Wat gebeurt hier? Het Papiamentse woord ‘snuk’ (= rukken) is vertaald – à la créole – door het werkwoord ‘snoeken’ dat in het Nederlands echter gewoon de betekenis heeft van ‘op snoek vissen’. De vertaling zou hebben kunnen zijn: ‘(…) en het touw met een ruk mijn keel dichtsnoert’.

Toelichtende teksten
De Nederlandse toelichtende teksten in de Grammatica laten af en toe te wensen over. Een voorbeeld van een moeizame zin is de volgende (p. 55): ‘Het woord ‘preliminar’ is als zodanig overgenomen uit het Spaans of het Portugees, in welke talen het uit het Latijn was gekomen’.

Nog een voorbeeld van een barbaarse zin (p. 127): ‘(…) het betekent hier, zoals ook wij stellen, ‘tamelijk (veel) / behoorlijk (veel), dus een lagere graad dan we met ‘mashá’ erg (veel) aangeven van de kwaliteit die het adjectief noemt: ‘tamelijk goed’, ‘behoorlijk tevreden’, etc. Misschien dat, als je zo’n zin tien keer leest, de betekenis vaag begint op te doemen.

Nog een laatste voorbeeld (p. 195): ‘Na het werkwoord van beweging sali ‘komen uit’, krijgen we eveneens een ‘kale’ NF als het startpunt van de beweging een plaats of evenement is of als we het zo kunnen opvatten: (…)’.

Als je de Grammatica als Handboek gebruikt kom je in dat soort gevallen in moeilijkheden, tenzij je onmiddellijk naar het Trefwoordenregister gaat.

Storend is ook het gebruik van grammaticale neologismen als ‘achterzetsel’ (p. 179) en ‘aandachttrekker’ (p. 203). De term ‘verbindende middelen’ (p. 219) doet teveel denken aan ‘verbandmiddelen’ en wordt bovendien onverhoeds vervangen door de term ‘connectieven’. Op bladzij 148 spreken de auteurs over een ‘vervangingsproef’. Afgezien van de betekenis van dat wat vreemde woord (ik kreeg het gevoel alsof ik in een garage voor tweedehands auto’s stond) zijn we allang vergeten wat er op bladzij 43 staat over ‘verplaatsing’, ‘uiteenplaatsing’ en ‘vervanging’. Op bladzij 105 vinden we zelfs het woord ‘uiteenplaatsingsproef’. Have a heart!

Ook een zin (p. 81) waarin ik lees over ‘scheidbare werkwoorden’ met ‘achtergeplaatst deel’ doet mijn wenkbrauwen fronsen. Ik zie ook liever op bladzij 257 als voorbeelden de woorden ‘bik’ en ‘bis’ in plaats van ‘pik’ en ‘pis’. Flauw? Maar wel terzake.

Omslachtig taalgebruik
Ik heb vaak de neiging gehad om het boek weg te leggen omdat ik het door de omhaal van woorden allemaal niet meer kon volgen en verplicht was de tekst nog een keer te lezen om achteraf te constateren dat ik door die uitleg niet veel wijzer was geworden. Ik denk dat moedertaalsprekers van het Papiaments en leerlingen van het voortgezet onderwijs en nog anderen in dit soort gevallen veel eerder zullen afhaken dan ik.

Ook de kortere uitleg is vaak moeizaam. Een voorbeeld (p.106): ‘(…) het komt alleen voor in andere functies dan die van onderwerp en de verwijzing is naar een in dezelfde zin genoemde zelfstandigheid; het wederkerig voornaamwoord is vergelijkbaar met het wederkerend voornaamwoord met dit verschil dat de verwijzing naar een meervoudige zelfstandigheid is’.

De Papiamentstalige voorbeelden zijn overigens uitstekend gekozen en de hoge kwaliteit ervan blijft het hele boek door gehandhaafd.

Laatste poging tot één spelling?
We hebben gezien dat de auteurs hinder hebben ondervonden van de onvolkomenheden in de huidige spellingregels. Wie de geschiedenis van de totstandkoming van respectievelijk de Curaçaose en Arubaanse spelling heeft gevolgd en ook hoofdstuk 5 van de ‘Grammatica van het Papiaments’ heeft gelezen, zal het ongetwijfeld niet overbodig vinden wanneer er op basis van de ervaringen van de afgelopen vijf jaar nog eens een evaluerende blik zou worden geworpen op de spellingregels die al ruim 35 jaar, met kleine wijzigingen, onofficieel en sinds 2009 officieel worden toegepast.

De ‘Raad van Advies van Curaçao’ schreef in 2008 een advies met betrekking tot de toekomst: ‘De Raad meent dat het aanbeveling verdient de regering voor te stellen de FPI (Fundashon pa Planifikashon di Idioma) in te schakelen om op continu basis de schrijfwijze van het Papiamentu te bewaken en indien dat nodig mocht blijken, bijvoorbeeld over vijf jaar, bepaalde wijzigingen voor te stellen’. Het is nu inmiddels 2014 en het is de vraag of het zin zou hebben om nog éénmaal een ultieme poging te wagen om te komen tot een gemeenschappelijke spelling voor de drie Papiamentstalige eilanden.

Van de overheden van de drie eilanden zou gevraagd kunnen worden over de schaduw van het chauvinistische verleden heen te springen, een gemengde commissie van op taalkundig gebied deskundige Arubanen en Curaçaoënaars in te stellen en deze te voorzien van een mandaat om een gemeenschappelijke spelling van het Papiaments tot stand te brengen. Het voorstel van zo’n commissie zou bindend moeten zijn en niet door de politiek overruled moeten kunnen worden.

Leerboeken voor de taal zelf zouden herschreven kunnen worden bij een eventuele herdruk. Voor literaire werken is dit niet noodzakelijk. De ‘oude’ spelling is niet zo ontoegankelijk dat romans, novellen en gedichtenbundels hierdoor niet meer begrepen zouden worden. Dat moet toch lukken, Pòtyandór!

Grammatica van het Papiaments’

Auteurs: Florimon van Putte en Igma van Putte-de Windt, de Walburg Pers, Zutphen, 2014, 317 pagina’s.

Bron: Amigoe

Gearchiveerd als

Geef een reactie

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Lees ook

Meer recente reacties