Sprake van noodsituatie; sinds augustus 2012 geen aanpassing zorgbudget
Willemstad – Stichting Verpleeghuizen Curaçao (lees Betèsda) claimt een schadebedrag van 49,2 miljoen dat het Land zou moeten betalen; onder andere gelden die Betèsda heeft misgelopen omdat haar zorgbudget niet kostendekkend is.
Het schadebedrag bestaat ook uit een belastingschuld die Betèsda heeft opgebouwd omdat zij niet genoeg inkomsten heeft (gehad) om dit te betalen en af te lossen. De laatste keer dat er een zorgcontract werd afgesloten dateert van augustus 2012; het zorgbudget van Betèsda is al lange tijd niet meer kostendekkend en het enige verpleeghuis van Curaçao verkeert volgens de stichting zelf in een ‘noodsituatie’.
De zaak werd in april 2022 voor de rechter gebracht, die echter nog geen uitspraak deed, maar heeft bepaald dat de zaak weer op de rol zal komen van 12 juni aanstaande.
Dan zal het (moeten) gaan of sprake is van een zodanige uitzonderlijke situatie, waarbij fundamentele rechtsbeginselen, voortkomend uit internationale verdragen, eventueel worden geschonden. Zoals het Hof eerder heeft overwogen in een vergelijkbare zaak van het Advent Ziekenhuis tegen het Land, zou dit het geval kunnen zijn als de gezondheidszorg op Curaçao door de keuzes van het Land op een onaanvaardbaar laag niveau zou komen, waardoor het recht op leven of de waardigheid van de inwoners in de knel zou komen en het Land niet meer kan voorzien in het minimale niveau dat het moet bieden aan zijn burgers op grond van internationale verdragen.
Het gerecht wil Betèsda in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de vraag of in dit geval sprake is van zo’n uitzonderlijke noodtoestand. De stichting mag daarbij ook nieuwe stukken inbrengen, waarop het Land vervolgens kan reageren. Daarom is in een rechtszaak ‘iedere verdere beslissing aangehouden’, hoewel het partijen vrij staat om opnieuw te onderzoeken of een minnelijke regeling tot de mogelijkheden behoort.
Bron: Antilliaans Dagblad