WILLEMSTAD – Het eiland Curaçao heeft evenveel inwoners als Amersfoort, en tot voor kort liefst acht kranten en twintig radiostations. Yves Cooper begon deze week krant nummer negen. Die wil zich onderscheiden van de andere media door onafhankelijk te zijn. NRC Handelsblad wijdt er vandaag een artikel aan.
De bescheiden ontvangstruimte van de minister-president van Curaçao puilt uit met journalisten.
Schrijvende pers, radioverslaggevers, tv-presentatoren, cameramannen, en redacteuren die dat allemaal tegelijk zijn.
Bijna veertig mensen lopen in en uit terwijl Gerrit Schotte achter een spreekgestoelte zijn tekst opdreunt en zich iets groter maakt voor de camera’s. Het is een bijzondere persconferentie, want de premier heeft zojuist zijn ontslag ingediend en het parlement ontbonden. Maar zelfs dan is de mediabelangstelling overdonderend voor een eiland met zo’n 150.000 inwoners, vergelijkbaar met een gemeente als Amersfoort.
De opkomst is echter eenvoudig te verklaren als je bedenkt dat er vandaag weer acht dagbladen moeten worden volgeschreven en meer dan twintig radiostations door de ether schallen.
Voor een van de journalisten is de val van het kabinet op 3 augustus net te vroeg gekomen. Yves Cooper lanceert namelijk een week later zijn Independiente, krant nummer negen. „Eigenlijk is een nieuwe krant het laatste wat Curaçao nodig heeft”, zegt de hoofdredacteur, uitgever en eigenaar – een drievoudige rol die niet ongebruikelijk is op het eiland. „Sterker nog, wij media zijn de grootste veroorzaker van problemen op Curaçao. Wat zogenaamde journalisten doen, is mensen willens en wetens beschadigen en verwonden. Echte journalistiek is hier op sterven na dood.” Daarom, zegt Cooper, voelt hij zich genoodzaakt voor zichzelf te beginnen, met een titel die ‘onafhankelijk ’betekent. Yves Cooper staat bekend als een gedreven journalist, maar ook als een man die het nergens lang volhield.
Volgens hemzelf omdat hij zich bij elke krant en zender moest conformeren aande politieke lijn van zijn baas. „Dan kreeg ik ruzie en ging ik weg.”Een krant beginnen op Curaçao is heel simpel, zegt Cooper. Hij heeft 11.000 gulden (bijna 5.000 euro) geïnvesteerd in computers en met zijn drukker en redacteuren afgesproken dat ze pas betaald krijgen als De eerste inkomsten binnen zijn. „Met 1.800 lezers en 800 gulden aan advertenties, ben ik al uit de kosten.”
Cooper is niet de enige die zo amateuristisch een medium leidt. Van de drie belangrijkste radiozenders is er één waarvan de eigenaresse geld heeft verdiend als juwelier, één waar de baas een lootjesverkoper is en één die wordt gerund door een zanger.
Het grootste roddelblad is van een beheerder van een openbaar sportveld.
„De redactie zit daar in de kantine, een gebouw van de overheid”, zegt Cooper. „En al die eigenaren horen bij een politieke partij.”
Dat lijkt het voornaamste obstakel voor onafhankelijke pers op Curaçao; iedereen die iets betekent in de media „heeft een belang, of hun partner heeft een belang of hun familie heeft een belang”, zegt Cooper.
In de meeste gevallen is hun politieke kleur niet die van het kabinet van Schotte, die twee jaar geleden de oude elite verstootte. De kranten waren altijd verweven met de politiek, maar voor die tijd minder uitgesproken in hun antipathie en milder van toon.
„De pers was subtiel partijdig”, zegt Cooper. „Nu is ze ronduit destructief.”
Het Nederlandstalige Antilliaans Dagblad is een krant die wordt geroemd en verguisd omdat ze de regering de afgelopen jaren heeft dwarsgezeten.
Eigenaar en hoofdredacteur Mike Willemse ontkent dat hij een politieke agenda heeft.
„Wij zijn niet tegen bepaalde partijen, wij zijn tegen corruptie en machtsmisbruik. Niemand kan ontkennen dat deze regering zich daar schuldig aan maakt. Ja, daar nemen wij gelukkig stelling tegen. Er wordt op Curaçao veel zelfcensuur toegepast door mensen die bang zijn.”
Een journalist die voor een beperkt salaris zijn werk moet doen, kan niet opboksen tegen de financiers die advertenties kunnen intrekken.
Volgens Miriam Sluis, die onderzoek deed naar kranten op het eiland en er correspondent was van NRC Handelsblad, is het medialandschap sterk geënt op het Amerikaanse.
„Alles is commercieel. En wat verkoopt, zijn schandalen en polarisatie.”
De Papiamentstalige tabloids zijn altijd berucht geweest om de gruwelijke foto’s van auto-ongelukken en moorden die op hun voorpagina’s staan.
„Schandalen in de politieke arena lijken de nieuwe bloederige foto’s geworden”, zegt Sluis. Het is ook makkelijker om achter een bureau een schandaal op te kloppen of een persbericht van een politicus over te schrijven dan echt journalistiek onderzoek te doen.
Daar hebben de meeste media de mensen en middelen niet voor.
Radio was lange tijd overheersend in de orale cultuur van Curaçao, zegt Sluis, maar voor steeds meer mensen, vooral jongeren, is Facebook de primaire informatie voorziening geworden.
„Veel meer dan in Nederland is dat het doorgeefluik van nieuws. Schotte zelf maakt daar handig gebruik van, maar ook journalisten hebben veel volgers. Ze brengen daar overigens nieuws vaak voordat het gecheckt is.”
Dat is wat Cooper ook wil doen: op Facebook met flarden van nieuwtjes een journalistiek enfant terrible uithangen en tegelijkertijd een gedegen krant maken die niet polariseert.
Mike Willemse van het Antilliaans Dagblad vraagt zich af of Coopers krant het gaat redden. „We hebben al veel bladen zien komen en gaan die zeiden dat ze het anders zouden aanpakken.” Toch verwelkomt hij de concurrentie. „Je kunt veel zeggen van de media op Curaçao, maar niet dat ze niet pluriform zijn.”