Eén dag nadat de regering Rutte in Den Haag het voorstel van rijkswet inzake een Belastingregeling Nederland-Curaçao aan de Tweede Kamer aanbood – waarmee bepaalde fiscale regelingen ten aanzien van Curaçao worden aangescherpt en er ook (terecht) veel aandacht is voor antimisbruik – bericht de Volkskrant op de voorpagina dat ‘Nederland niet zomaar een belastingparadijs is voor Amerikaanse multinationals; het is hét belastingparadijs’.
Curaçao, dat ooit bekend stond als een van de voornaamste centra voor internationale financiële dienstverlening, strijdt al decennia – zonder ruggensteun van de Europese partner in het Koninkrijk en vaak zelfs tegenover het moederland – om behoud van de sector, maar moest met lede ogen toezien dat het belang ervan steeds verder afnam.
Terecht voldeed en voldoet Curaçao aan de internationale normen en vereisten, onder andere met het Nieuw Fiscaal Raamwerk (NFR) en het uitfaseren van het ‘offshore’ regime. Maar tegelijk moest het eiland toekijken hoe en toestaan dat (trust)vennootschappen en funds het eiland verlieten om zich even gemakkelijk elders te vestigen, waar het fiscale klimaat gunstiger was. En daarmee trok een groot deel van de inkomsten, goed betaalde werkgelegenheid en deviezen weg.
Onder andere gebeurde dat onder druk van een reeks Nederlandse staatssecretarissen van Financiën, belast met Fiscale Zaken, waarmee Curaçao vrijwel constant ruzie moest maken in verband met de aanscherping van de multilaterale BRK (Belastingregeling voor het Koninkrijk) die plaats moet maken voor de bilaterale Belastingregeling Nederland-Curaçao; een regeling die voor het ‘fiscale product’ Curaçao zeer belangrijk is, omdat het in veel opzichten de basis vormt voor allerlei interessante structuren.
De indruk bestaat dat het Nederlands Koninkrijk, anders dan het Verenigd Koninkrijk (VK) dat wél opkomt voor haar ex-koloniën en zich wel sterk maakt voor deze voormalige wingewesten (en daarmee zichzelf), Curaçao juist heeft ‘gestraft’ en gebruikt om haar eigen straatje schoon te vegen.
Willem Vermeend (PvdA) was zo’n staatssecretaris die zeer streng was voor Curaçao en allerlei criteria oplegde waardoor de traditionele offshore gedoemd was uit te sterven, zoals langzaam gebeurt; en onlangs nog tijdens een lezing op het eiland, als gast van KPMG Dutch Caribbean, zei tegen de Curaçaoënaars: ‘Vergeet de financiële dienstverlening’.
Met andere woorden: ‘Ga toch wat anders doen’, even vergetend dat het nog altijd – ondanks alle tegenslag en tegenwerking – een van de drie tot vier belangrijke pijlers is van de Curaçaose economie. Nederland zelf was slimmer en sluwer. Naar buiten toe creëerde het de perceptie van ‘het braafste jongetje van de klas’, maar ondertussen groeide het zelf uit tot een heus belastingparadijs. Niet in de tropische zon, maar langs de koude Noordzee.
Er is geen land waar om fiscale redenen zo veel geld naartoe wordt gesluisd als Nederland. De 500 grootste Amerikaanse ondernemingen, de Fortune 500, stalden in 2010 zo’n 127 miljard dollar fiscaal in Nederland. Aldus de Volkskrant. Daarmee was Nederland in dat jaar veel populairder dan beruchte belastingparadijzen als Bermuda (94 miljard dollar) en de Kaaiman Eilanden (51 miljard). Er is ook geen land in de wereld dat van zo veel multinationals een of meer bv’s heeft. Van de Fortune 500 heeft 48 procent een of meer bv’s in Nederland. Naaste concurrenten zijn Singapore (42 procent) en Hongkong (40 procent).
Dat blijkt uit onderzoek van twee Amerikaanse organisaties dat vorige week werd gepubliceerd. Het gaat om Citizens for Tax Justice (CTJ) en de Public Interest Research Group PIRG, activistische groepen die stammen uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. In hun rapport ‘The Offshore Shell Games’ stellen zij dat de Fortune 500-bedrijven dankzij belastingparadijzen jaarlijks 90 miljard dollar aan Amerikaanse belastingen weten te ontwijken.
Helemaal nieuw is het niet. Er verscheen een boek over ‘Nederland belastingparadijs’ en ook de Amerikaanse president Obama noemde Nederland in dit verband. En de vraag is zelfs hoe ‘erg’ het allemaal is – mits natuurlijk niet illegaal en/of crimineel. Nederland is zeker niet de enige juridisch veilige en, wat genoemd wordt, fiscaal vriendelijke thuishaven.
Maar het gevoel overheerst dat het land van de dominee en handelsman daarvoor anderen, waaronder in elk geval Curaçao, opoffert. Prediken hoe het allemaal zou moeten, maar op hetzelfde moment de ander omlaag drukken om er zelf beter van te worden.
Het heeft weinig zin om te jammeren. De werkelijkheid is dat elk individu, elke organisatie en elk land een keihard gevecht voert om overeind te blijven of er beter van te worden.
Premier Rutte (VVD) sprak bij zijn bezoek vorig jaar deze later veel aangehaalde woorden: ,,Ik wil graag met Curaçao zaken doen, om samen veel geld te verdienen dat de bevolking ten goede komt.” Prachtig. Dat hield een belofte in. Het wordt tijd die belofte in te lossen. Binnen de structuren en mogelijkheden die de G20, de EU en de Oeso bieden, moeten Nederland en Curaçao samen optrekken – samen met een sterk product de boer op – opdat de financiële sector in Willemstad wordt gereanimeerd en weer de goedbetaalde banen oplevert; direct en indirect de overheidskas spekt, waarmee onderwijs, vorming, sociale zorg en welzijn kunnen worden gefinancierd.
Veel ‘schade’ is al aangericht en de ervaring heeft geleerd dat het vaak beter is dat die samenwerking waar men hier te lande zo op hoopt binnenskamers wordt geformaliseerd, want het gevaar bestaat dat alles waar de landen van het Koninkrijk nu mee de boer op willen gaan, zal worden uitgelegd als oneerlijke belastingconcurrentie. En tussentijds zijn er lachende derden, zoals het VK voorop.
De komende tijd moet bij de parlementaire behandeling van de rijkswet Belastingregeling Nederland-Curçao onder andere blijken of – naast allerlei technisch-fiscale aspecten – ook aan deze belangrijke voorwaarde wordt voldaan; dat de bevolking van de landen en in het bijzonder de kwetsbare bevolking van Curaçao er daadwerkelijk ook wat aan heeft.
Bron: Antilliaans Dagblad