Uw ingezonden brief in de Knipselkrant Curacao? Stuur uw brief voor 21:00 uur naar emailadres INGEZONDEN. Wij publiceren uw brief zonder deze in te korten. De redactie van de Knipselkrant Curacao is niet verantwoordelijk voor de inhoud. Ingezonden stukken die opruiende of dreigende taal bevatten worden door ons niet gepubliceerd.
Vandaag laten we Felix D. Pinedo MScN aan het woord.
Een bijdrage voor de ‘Dag van de Verpleging’ 12 mei 2012.
Proloog
Dit ‘essay’ is een gemodificeerd deel van een bijdrage van mij in het boek van de Stichting More Attention for Care (MAC), waarin diverse andere bijdragen van andere professionelen in de zorg zijn samengebundeld.
‘Het is duidelijk dat de geneeskunde en verpleegkunde nauw met elkaar samenhangen. In de geschiedenis van beide speelt de juiste verdeling van de aandacht voor de zieke een belangrijke rol. Soms is er sprake van een goede ziekenverzorging, maar zijn er voor de meeste ziekten geen geneesmiddelen. In andere perioden krijgt de ziekte alle aandacht, maar de mens die aan de ziekte lijdt telt nauwelijks mee. De geschiedenis laat zien hoe moeilijk het is hier een goed evenwicht te vinden’. (Dane, 1991-8)
Ter nagedachtenis van wijlen Eerwaarde soeur Rogeria (de mentor van vele verplegers op Curaçao) en wijlen Hubert Wanga twee ziekenverplegenden in hart en nieren, wijlen mijn echtgenote Zr. Lucinda Pinedo-Smith die zich 39 jaar heeft toegewijd aan de ziekenzorg en met een speciale toewijding aan allen die in het verleden zich hebben toegewijd en heden zich toewijden aan de zieken op Curaçao.
1. Naast een succesvolle medicus staat een succesvolle verpleegkundige
De literatuur geeft aan dat het verplegen als beroep een goede honderd jaar oud is en het verplegen van zieken even oud is als de wereld.
Het dispuut over de positie van de verpleger en de medicus speelde al sinds de tijd van Florence Nightingale een rol.
In die tijd werd de rol van de verpleger binnen het geheel van het herstelproces of behandelingsproces van de patiënt niet erkend. Florence Nightingal heeft met haar doorzettingsvermogen en haar fervente strijd voor erkenning van het werk van de verpleger binnen het geheel van het genezingsproces hierin een ombuiging gebracht. Met haar boek ‘Notes on Nursing’ heeft zij de professionele invalshoek van het verplegen een heel nieuwe dimensie ingeluid.
De ‘Commissie Modernisering Curatieve Zorg’onder leiding van B. Biesheuvel heeft het gehad over het ziekenhuis als een medisch specialistisch geïntegreerd bedrijf. In diverse stukken die ik in de loop der tijd heb geschreven heb ik gesteld dat met het gebruiken van deze terminologie het wel lijkt alsof de verpleegkundige zorg een ondergeschikte rol speelt in dit geheel. Deze commissie had beter kunnen spreken van ‘medisch verpleegkundig geïntegreerd bedrijf’. Mijn mening hieromtrent is dat zowel de ‘care’ als de ‘cure’ elkaars functie complementeren.
Om tot een goed resultaat te geraken tijdens de behandeling van de patiënt in het ziekenhuis, kunnen geen van beide beroepsgroepen het zonder elkaar doen.
Vaak of beter gezegd altijd vaart de medicus op hetgeen de verpleegkundige observeert en doorgeeft. Dus om gebruik te maken van zijn/haar autonome positie is de medicus sterk afhankelijk van de kennis en vaardigheden van de verpleegkundige. De vraag rijst of door deze afhankelijkheidssituatie van een zuivere autonomie van de medicus zoals vervolgens wordt beschreven, gesproken kan worden.
Biesheuvel et al. stellen dat de specialistische zorgverlening vaak niet kan zonder de verpleegkundige zorg zoals die in het ziekenhuis beschikbaar is. Verder stellen dezelfde schrijvers dat kenmerkend is voor het geïntegreerd medisch specialistisch bedrijf, dat de ziekenhuisorganisatie en de daarin werkende artsen, verpleegkundigen en ander personeel gezamenlijk staan voor het verlenen van doelmatig en kwalitatief hoogwaardige patiëntenzorg.
Feit is dat de verpleegkundige degene is die 24 uur lang in het bijzijn van de patiënt aanwezig is. Het vepleegkundige- en het medische dossier zijn twee belangrijke documentaties in het zorgverleningsproces. Minder dan vroeger, vanwege de oprukkende technologie, worden onder andere vitale functies van de patiënt geobserveerd, gecontroleerd en vastgelegd door de verpleegkundige. Vandaar dat ik stel dat de rol van de verpleegkundige binnen de gehele hulpverlening aan de patiënt een belangrijke plaats inneemt.
2. Hoe autonoom is de ‘professional’ die denkt dat hij/zij autonoom is?
Binnen de context van het onderhavige onderwerp kan gesteld worden dat autonomie en onafhankelijkheid een reciprocerende rol spelen binnen het handelen van de verpleegkundige en medische beroepsgroep.
De Vries stelt dat zelfbeschikking inhoudt dat iemand eigen keuzen maakt, zoveel mogelijk zonder inmenging van anderen.
Dezelfde schrijver stelt verder dat professionele autonomie inhoudt dat binnen de kaders van de wet en binnen de door de professie zelf bepaalde grenzen, de professional vrij is om naar eigen goeddunken vorm te geven aan zijn professionele handelen.
Hoe wordt omgegaan met bovengenoemde zelfbeschikking en professionele autonomie?
In de 40 jaren die ik werkzaam ben in de gezondheidszorg kan ik zeggen dat dit onderhevig is aan de tijd waarin een en ander zich afspeelt, karaktertrekken van professionelen en de waarde die men geeft aan andere hulpverleners die ook betrokken zijn bij de interventies met betrekking tot de behandeling en genezingsproces van de zorgvrager.
Van oudsher heerste er een gezags- of machtsverhouding tussen de verpleegkundige en de medicus waarbij de medicus degene was die het over de gehele zorg van de patiënt voor het zeggen had.
Van Oorschot et al. stellen dat de medici een zekere macht nodig hebben om hun werk effectief te kunnen uitvoeren. Tevens stellen de schrijvers dat de medici zelf ook deze macht zien als een voorwaarde om hun werk professioneel uit te kunnen voeren. Lange tijd is het zo geweest dat de medicus beslist over de medische behandeling en ook de verzorging van de patiënt.
De HBO-Raad in Nederland stelt dat ‘het aanbod van ‘cure’ en ‘care’ werd bepaald door personen die daarvoor door hun opleiding en status een maatschappelijke monopolie hebben gekregen’.
De vraag rijst of de verpleegkundige beroepsgroep in de loop der tijd bij ons, wel of niet een maatschappelijke monopolie heeft verworven. De positie van de medicus is altijd duidelijk en bij de wet goed geregeld geweest. Onder andere in Nederland voor de introductie van de Wet BIG in de Wet Uitvoering Geneeskunst (WUG) waren zowel de titel als het uitvoeren van de aan de medicus toebehorende taken beschermd.
Op Curaçao is nog steeds de ‘Landsverordening van 19de december 1958 regelende de uitoefening van de geneeskunde’ van kracht. Op Curaçao wordt slechts het dragen van de titel verpleegkundige beschermd, voor zover ik de nodige literatuur ter beschikking kreeg, door de Nederlandse wet van 2 mei 1921; ‘Wet tot bescherming van het diploma van verpleegkundige’. Deze wet erkende de inservice verpleegkundige opleiding die indertijd binnen het St. Elisabeth Hospitaal (toentertijd St. Elisabeth’s Gasthuis) gegeven werd.
In Nederland geschiedde dit tot de inwerking treding van de Wet BIG, in de ‘Wet tot bescherming van het diploma van de verpleegkundige’. De positie van de verpleegkundige schijnt hier te lande lange tijd een open veld te zijn waar een ieder mee mag doen met het spel. Geen wonder, want in bovengenoemde wet van 1921 wordt vermeld: ’Het beroep blijft voor ieder opengesteld, maar het voeren van de titel van ziekenverpleger of -verpleegster wordt verboden aan hen, die geen wettelijk beschermd diploma bezitten’. Verder wordt in dezelfde wet gesteld: ’Het publiek kan dan voortaan duidelijk de wettelijk gediplomeerden onderscheiden van de niet theoretisch geschoolde krachten en kan zelf beslissen van welke krachten het gebruik wil maken’.
In Nederland heeft de Nationale Raad voor de Volksgezondheid beroepsprofielen vastgesteld voor de verpleegkundige beroepsgroep. Deze HBO-Raad stelt dat het verpleegkundige professionele gebied nog vaag omschreven is ondanks het door de Raad voor de Volksgezondheid voorgeschreven beroepsprofiel.
Op Curaçao is er geen algemeen aanvaard formeel beroepsprofiel ‘in place’ voor wat betreft de verpleegkundige beroepsgroep. Dit maakt de situatie nog gecompliceerder om op te treden bij grensoverschreidingen waarbij vooral geen duidelijke taakomschrijvingen zijn vastgelegd.
Meergenoemde HBO-Raad stelt ook dat deze onduidelijkheid mede in de hand wordt gewerkt door de diverse opleidingen op verpleegkundig gebied variërend van MBO tot universitair niveau. Bij mij rijst dan de vraag in hoeverre de diverse hulpverleners erop gewezen worden dat zij zich dienen te houden aan de bevoegdheden, waaraan zij zich conform de beroepshiërarchie en de wet behoren te houden.
In mijn hoedanigheid van vakbondsleider en 42 jaar lange werkervaring binnen de gezondheidssector, heb ik ervaren dat de drang van de in lagere hierarchie geplaatste verplegend personeel om meer te doen dan waarvoor zij zijn opgeleid, tot vervelende situaties van allerlei aard hebben geleid binnen diverse zorginstellingen.
Vooral tijdens functiewaarderingstrajecten krijgt men dan te horen dat bepaalde hulpverleners zich bezig houden met activiteiten die behoren tot de taken van de hoger geplaatste hierarchieke functies.
Nog erger wordt het wanneer de werkgever voorbehouden handelingen (voor ons nog steeds medische handelingen) in de functiebeschrijvingen meeneemt. Voor de overheid is hier een taak weggelegd om de nodige controle mechanismen in het leven te roepen, om dit soort voorvallen in te dammen. Ik pleit hierbij om een raad te installeren, die een op maat van onze lokale situatie toegesneden beroepsprofiel voor de verpleegkundige beroepsgroep opstelt.
Tevens dient de Inspectie voor de Volksgezondheid alle lokale functiebeschrijvingen van hulpverlenende beroepsgroepen te evalueren. Zodoende krijgt men zicht op alle (afwijkende) functiebeschrijvingen van de hulpverlenende beroepsgroepen.
3. Tot in hoeverre krijgt de verpleegkundige ruimte in het uitvoeren van haar taak?
De verpleegkundigen, net als andere beroepsgroepen zoals onder andere de fysiotherapeut en de diëtist en onder andere de anesthesist en de apotheker, maken deel uit van de formele hiërarchieke structuur van de zorginstelling. De inhoud van het verpleegkundig handelen wordt echter naar mijn mening in feite door het management in grote mate in toom gehouden. Dit kan ook vertaald worden als de organieke funktiebeschrijving (zo wil ik als organisatie dat je je functie uitvoert).
Het ‘wholistische’ karakter van de verpleging brengt met zich mee dat de verpleegkundige naast de verpleegtechnische en -kundige activiteiten, de patiënt als een psycho, socio, somatische eenheid dient te benaderen. Dit houdt in dat de verpleegkundige steeds ook de belevenissen (‘lived experience’) van de patiënt in acht dient te nemen. Dit is een van de kerncompetenties van het verpleegkundig beroep.
De vraag rijst dan in hoeverre de verpleegkundige in het belang van de patiënt op grond van eigen professionele inzicht en kennis mag afwijken van de door het management vastgestelde of opgedragen werkwijze.
Hierdoor wordt naar mijn mening de professionele autonome status van de verpleegkundige in toom gehouden. De verpleegkundige voert conform het afspraken- of activiteitenblad in het verpleegkundig dossier de vastgelegde opdrachten van de medicus uit.
Vandaar dat ik stel dat de verpleegkundige op gegeven moment voor specifieke verpleegkundige behandelingstaken ook een eigen domein heeft waarbinnen verpleegkundige en/of verpleegtechnische kaders vastgelegd zijn waarmee eenieder rekening dient te houden. Om dit te bewerkstelligen dient het verpleegkundige beroep erkend te worden als een op zichzelf staand discipline met eigen domein, waarop door andere beroepsgroepen een beroep wordt gedaan om bij te dragen aan het herstel van de patiënt.
Een verpleegkundige die professioneel aan het werk is, is een verpleegkundige die alle taken zelfstandig uitvoert en zelf verantwoordlijk is voor het eigen handelen.
Naar mijn mening dient de organisatie voldoende ontwikkelings- en ontplooiingsmogelijkheden te bieden die tot uitbreiding leiden van de professionele deskundigheid van de verpleegkundige.
De in het Academisch Ziekenhuis Groningen ingestelde werkgroep in 1989 heeft onderscheid gemaakt in horizontale en verticale differentiatie. Horizontale differentiatie wordt omschreven als de takenpakketten binnen een gelijk niveau van uitvoerende verpleegkundigen.
Men stelt dat verticale differentiatie inhoudt, het onderscheiden van gradaties in het werk en de werktoedeling van beginnende beroepsbeoefenaar tot en met de hooggekwalificeerde verpleegkundige.
Deze werkgroep omschrijft de verpleegkundige specialist als een verpleegkunidge met een bijzondere bekwaamheid betreffende een deel van het totale vakgebied.
De verpleegkundige beroepsgroep heeft met de tijd een eigen ‘body of knowledge’ opgebouwd. De verpleegkunde is inmiddels al lange tijd een wetenschap op zich. Het is sinds lange tijd al de gewoonte, vooral in de USA en UK en later ook in Europa, dat men met verpleegkundige specialisten (‘nurse specialists’) werkt, die een eigen praktijk voeren. De verpleegkundige beroepsgroep is lange tijd niet meer een groep die er is om een bedpo te ledigen, zoals een hoge legerofficier zich tegen Florence Nightingale heeft uitgelaten.
De verpleegkundige beroepsgroep heeft zich ontwikkeld tot een wetenschap met eigen beroepscode, beroepsethiek en standaarden. Sinds lange tijd al worden er door verpleegkundigen, verpleegkundige anamneses opgenomen bij patiënten die in het ziekenhuis opgenomen worden en verpleegkundige diagnoses vastgesteld. In de Verenigde Staten en het Verenigde Koninkrijk heeft de verpleegkunde een vaste plaats verworven binnen de gezondheidszorg als een wetenschappelijke discipline.
Op Curaçao heeft deze ontwikkeling zich nadat in samenwerking met de IFE de eerste verpleegkundigen hun bul als Master in Nursing Science behaalden aan de Universiteit van Wales, niet verder uitgebreid. Leerling verpleegkundigen worden onderwezen op het toepassen van patiëntentoewijzing, patiëntgerichte zorg en ‘evidence based nursing’. In de praktijk blijkt echter veel te happeren aan dit soort uitgangspunten binnen de zorg. Er is nauwelijks tot zelfs geen sprake van verpleegkundige wetenschappelijke onderzoeken.
De Nederlandse Inspectie voor de Gezondheidszorg stelde in haar rapport dat de professionele structuur van ons nationaal ziekenhuis zeker 30 jaar achter loopt, vergeleken met Nederland. Verder heeft de Inspectie het over ontbrekende maatschap- en vakgroepvorming, de pas weer ingestelde Medische Staf, ontbrekende investeringen en kwaliteitswaarborgende structuren.
Over de ontwikkeling van de verpleegkundige zorg wordt echter geen woord gerept. Dit doet blijken alsof deze mensen denken dat de ziekenhuiszorg slechts een zaak is van de medici.
De verpleegkundige beroepsgroep vormt naar mijn mening de spil binnen de ziekenhuiszorg waar de gehele ‘care’ en ‘cure’ om draait. Het zijn de verpleegkundigen die 24 uur per dag de voortgang van de genezingsproces van de patiënt bijhouden en in stand houden. Vandaar dat de verpleegkundige beroepsgroep het verdient op Curaçao een voornamere rol toebedeeld te krijgen in het gehele genezings- en behandelproces van de patiënt.
Naast het Klinisch Hoger Onderwijs binnen ons nationaal ziekenhuis dient er ook een wetenschappelijke tak te bestaan voor de verpleegkundige beroepsgroep in samenwerking met andere zorginstellingen. De verpleegkundige beroepsgroep kan via deze wetenschappelijke tak (via onderzoeken en meer samenwerking met de medische beroepsgroep) meer aansluiting zoeken bij de medische discipline in het belang van de patiënt.
Biesheuvel et al. stellen in hun rapport dat de heroriëntatie in de ziekenhuisorganisatie belangrijke gevolgen voor de positie van de verpleegkundige met zich meebrengt. Men stelt verder dat naast het medisch specialistische werk het verpleegkundige werk een tweede kernactiviteit van het gespecialiseerd ziekenhuisbedrijf vormt.
De commissie gaat ervan uit dat voor het functioneren van het ziekenhuis het van groot belang is dat het ziekenhuis beschikt over voldoende uitvoerende verpleegkundigen. Deze dienen algemeen inzetbaar en professioneel hoog geschoold te zijn. Hierdoor ontstaat een betere aansluiting bij het medisch specialistische werk.
De commissie Biesheuvel stelt verder dat de verpleegkundigen volwaardige gesprekspartners worden voor de medische specialisten. Dit zal dan zorgen voor een meer evenwichtige taakverdeling tussen de medisch-specialistische en de verpleegkundige kernactiviteit.
4. De verpleegkundige in de verlengde arm constructie naar de Wet BIG
De Nederlandse overheid heeft naar mijn mening blijkbaar ook ingezien dat de invloed van de verpleegkundige binnen de gezondheidszorg een prominente rol speelt. Vele aspecten hebben er toe geleid dat de handelingen van de verpleegkundige niet meer gehandhaafd konden worden onder de paraplu van de ‘verlengde arm constructie’. Naar mijn mening geeft de term ‘verlengde arm’ een beeld alsof de verpleegkundige beroepsgroep een verlengstuk van de medische discipline is.
Op grond van de eerder naarvoren gebrachte uitgangspunten ben ik van oordeel dat het verpleegkundige beroep een opzichzelfstaand discipline is naast het medische beroep. Deze twee disciplines complementeren elkaars functie binnen het geheel van het genezingsproces van de patiënt. Dit wordt ook uitdrukkelijk onderstreept in de stellingen van de commissie Biesheuvel.
Naar mijn mening heeft de Nederlandse overheid door het introduceren van de Wet BIG de juridische positie van de verpleegkundige beroepsgroep beter geconcretiseerd.
In tegenstelling tot de eerdere ‘verlengde arm constructie’ mag iedereen volgens de Wet BIG alles doen op het gebied van de zorgverlening met uitzondering van de in de Wet BIG vermelde voorbehouden handelingen die onder de handelingsbevoegdheid van de daarvoor in aanmerking komende beroepsgroepen vallen.
Het is juist hierin dat de verpleegkundige op Curaçao een voorname rol speelt, daar de verpleegkundige (zeker in het verleden toen er nog geen co-assistenten op ons eiland waren) zich dagelijks bezighoudt met voorbehouden handelingen (catheterisatie, injecties toedienen, narcose toedienen, venapuncties, etcetera).
De verpleegkundige mag zich conform de Wet BIG bewegen op bepaalde gebieden van de medicus (voorbehouden handelingen) voor zover dit in opdracht van de medicus geschiedt en de medicus in bepaalde gevallen toezicht houdt. De vraag is of dit in de praktijk ook zo geschiedt. Dit doet mij denken aan de volgende spreuk van Kahlil Gibran:
‘Then a lawyer said, “But what of our Laws, master? And he answered, you delight in laying down laws, yet you delight more in breaking them” (Gibran K. chapter 13).
Een belangrijk uitgangspunt in dit geheel is dat de hulpverlener zich bekwaam dient te achten tot het uitvoeren van de door de medicus opgedragen handelingen. De medicus dient zich te vergewissen dat degene aan wie de opdracht wordt gegeven de nodige bekwaamheid bezit om die opdracht goed uit te voeren. De Wet BIG gaat ervan uit dat wie onbekwaam is, onbevoegd is en dus strafbaar.
Op Curaçao is volgens mij de Wet BIG nog niet formeel van kracht. Richtlijnen worden echter gehanteerd conform jurisprudentie en Hoge Raad arresten, waardoor eigenlijk de ‘verlengde arm constructie’ nog gehanteerd wordt. Dezelfde jurisprudenties en Hoge Raad arresten hebben in Nederland uiteindelijk gediend als leidraad voor de diverse uitgangspunten in de Wet BIG.
Het Parlement van de Nederlandse Antillen heeft de lokale wet BIG goedgekeurd, maar het is voor mij niet duidelijk of deze wet afgekondigd is.
5. Handelen binnen de verpleegkundige beroepsgroep
Handelen volgens De Wilde betekent, kunnen en mogen hanteren, regelen en verzorgen van het eigen werk in een gegeven kader, binnen gegeven grenzen.Dit is volgens de Wilde vooral dan mogelijk wanneer zichtbaar gemaakt wordt wat de consequenties zijn van het overschreiden van de normen.
De Wilde stelt dat zelfcontrole betekent het dragen van eigen verantwoordelijkheid voor de uit te voeren werkzaamheden en het kunnen beïnvloeden van de uitvoering van het eigen werk. Onder andere het verpleegplan behelst diverse door de verpleegkundige te ondernemen activiteiten.
Diverse dimensies kunnen afgeleid worden uit een verpleegplan namelijk:
- bepalen en realiseren van de einddoelstelling (resultaat);
- zichtbaar en operationeel maken van het product of de dienstverlening (service) (activiteiten) welke moeten leiden tot het resultaat;
- continuïteit in en doeltreffendheid van de te ondernemen en/of ondernomen acties;
- een proces van feedback; hulpverleners vs zorgvrager hulpverleners vs hulpverleners
Volgens De Wilde gaat het er om dat de betrokkenen op een zodanige wijze ingeschakeld worden bij de totstandkoming van een planning en dat de resultaten daarvan op een zodanige wijze worden gevisualiseerd, dat consistentie en integratie in het organiseren en uitvoeren van de activiteiten daadwerkelijk tot stand komen.
Samengevat dient binnen de filosofie van het verpleegplan terug te vinden zijn:
de doelstelling / beoogde resultaat
het beleid;
de planning / tijdsindeling en fasering
integratie van de hulpverlening (multidisciplinaire samenwerking);
organisatie en uitvoering van het werk
controle (evaluatie)
vernieuwing of bijstellen van het plan.
Het geestkapitaal wordt als een belangrijk onderdeel van management genoemd. Dit heeft te maken met onder andere het stimuleren en ontwikkelen van het menselijk kunnen, kennen en zijn, namelijk de potentie. Ik ga ervan uit dat dit geestkapitaal op zeker niveau aanwezig is bij alle professionelen waaronder ook de de verpleegkundige beroepsgroep. Deze potentie bij de verpleegkundigen, dient door de organisatie constant geactiveerd of aangewakkerd te worden,
6. Conclusie
De verpleegkundige beroepsgroep speelt een belangrijke rol binnen de ziekenhuiszorg. De verpleegkundige discipline hoeft geen ondergeschikte rol te spelen ten opzichte van in het bijzonder de medische beroepsgroep, in het geheel van de zorgverlening naar de patiënt toe. Deze beide beroepsgroepen complementeren elkaars functie zodanig dat deze niet zonder elkaar kunnen. Derhalve kan niet gesproken worden van totale autonomie en/of onafhankelijkheid van beide beroepsgroepen binnen het hulpverleningsproces naar de patiënt toe. De verpleegkundige beroepsgroep neemt een belangrijke plaats in rondom de hulpverlening, onder andere vanwege de 24 uurs aanwezigheid van de verpleegkundige in het bijzijn van de patiënt.
De verpleegkundige wordt echter nog niet niet voldoende ruimte gegund om zoveel mogelijk een zelfstandige positie in te nemen in de ziekenhuiszorg. De organisatie dient constant ontplooiings- en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden ten aanzien van de verpleegkundige beroepsgroep. Naast de wetenschappelijke tak op medisch gebied dient binnen ons nationaal ziekenhuis ook een op verpleegkundig gebied wetenschappelijke tak verwezenlijkt te worden in samenwerking met een medisch/verpleegkundige leerstoel binnen onze universiteit in de aanloop naar het nieuwe ziekenhuis.
Doordat de verpleegkundige beroepsgroep als de spil beschouwd kan worden in de ziekenhuiszorg, komt het veelvuldig voor dat de verpleegkundige zich op het werkgebied van de medicus (voorbehouden handelingen) dient te begeven om de nodige voortgang in de zorgverlening te kunnen garanderen. De Inspectie voor de Volksgezondheid heeft hierbij de taak om steeds een oog in het zeil te houden en tijdig in te grijpen om excessen te voorkomen.
In dit ‘essay’ heb ik diverse uitgangspunten naar voren gebracht om aan te tonen dat de verpleegkundige beroepsgroep niet een ondergeschikte rol hoeft te spelen binnen het geheel van de zorgverlening naar de patiënt toe en dient steeds te streven om uit de schaduw van de medicus te treden.
Derhalve sluit ik deze bijdrage af, met de spreuk van Kahlil Gibran;
‘For the pillars of the temple stand apart, and the oak tree and the cypress grow not in each other’s shadow’
Felix D. Pinedo MScN.
Een bijdrage voor de ‘Dag van de Verpleging’ 12 mei 2012,
Curacao
Ik wens alle zusters en broeders uit Curacao een gezegende
Dag van de Verpleging.