Willemstad – Mocht de indruk bestaan dat overheids-nv Refineria di Kòrsou (RdK) enige verantwoordelijkheid draagt voor de kosten van het Multidisciplinair Projectteam (MDPT), dan is naar het inzicht van de geschorste RdK-directeur José van den Wall-Arnemann ‘sprake van een misverstand’.

Dat stelt hij in het weerwoord in verband met de nulmeting van het MDPT door Stichting Overheids accountantsbureau (Soab). ,,Het initiatief voor de besluitvorming over het nut en de noodzaak van gemaakte MDPT-kosten lag in handen van de toenmalige Raad van Ministers (destijds het kabinet van PS-premier Ivar Asjes, red.) en MDPT (met toen Werner Wiels als voorzitter, red.), althans de minister van Algemene Zaken, waaraan het MDPT ook rapporteerde, althans dat behoorde te doen”, schrijft Van den Wall-Arnemann, verwijzend naar het Landsbesluit MDPT van 29 november 2013.

Daarmee kan RdK geen verantwoordelijkheid nemen voor deze kosten, meent de RdK-directeur die vorige maand op non-actief is gesteld door de Raad van Commissarissen lopende een feitenonderzoek naar de gang van zaken binnen de overheidsvennootschap.

Op instructie van de toenmalige minister-president, Asjes, van 31 maart 2014 heeft RdK fondsen beschikbaar gesteld voor het financieren van de MDPT-kosten. ,,Met de instructie is RdK tevens te verstaan gegeven dat MDPT zonder beletsel, ongestoord, onafhankelijk en in volle geheimhouding moet kunnen werken.”

Deze instructie volgde op de eerdere aanwijzing van de aandeelhouder van RdK, het Land Curaçao, bij het Landsbesluit van november 2013, mede-getekend door de gouverneur en de minister van Algemene Zaken, dat de kosten van het MDPT ten laste komen van RdK.

Toch stelt Van den Wall-Arnemann dat het Landsbesluit geen algemeen verbindend voorschrift is en naar zijn vorm en inhoud ook geen tot RdK gerichte, op rechtsgevolg gerichte beschikking van een bestuursorgaan. ,,Het betalen van kosten vanwege bijvoorbeeld een overheidscommissie, zoals MDPT, kan derhalve niet bij Landsbesluit geregeld worden.”

In wezen is het Landsbesluit aan te merken als ‘een verzoek van de enig aandeelhouder van RdK voor het uitkeren van (verkapt) dividend’. De besteding daarvan, inclusief de verantwoording daarover, rust bij het land. Aldus de geschorste directeur, die dus geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de uitgaven van het MDPT onder aanvoering van Werner Wiels.

Zoals deze krant eerder berichtte en ook becommentarieerde, ging het om grof geld. Terwijl het al aanzienlijke bedrag van 10 miljoen was begroot voor vier jaar, werd uiteindelijk in drieënhalf jaar 16,8 miljoen besteed. Zo becijferde Soab.

‘GZE met zakelijke argwaan gevolgd’

Soab bestudeerde niet alleen het MDPT, maar ook de Heads of Agreement (HoA) met Guangdong Zhenrong Energy (GZE), het due diligence-onderzoek en de aanbesteding van de LNG-terminal voor de levering van liquefied natural gas aan de Isla-raffinaderij.

,,Met gezonde zakelijke argwaan en kritische instelling volgt RdK de toezeggingen en mogelijkheden van GZE als partij om tot een nieuwe operator te komen van een gemoderniseerde raffinaderij, een in capaciteit uitgebreide olieterminal en een nieuw te installeren LNG-terminal alsmede de financiering daarvan”, schreef Van den Wall- Arnemann onlangs pas.

Belangrijk feit is volgens hem de presentatie van GZE in de Staten Curaçao op 17 januari 2017.

,,In de presentatie licht GZE aan de Staten toe wie zij zijn en wat hun mogelijkheden maar ook hun beperkingen zijn. Samengevat komt het erop neer dat GZE aangeeft niet zelfstandig in staat te zijn qua kennis, technologie en financiën om het project van de raffinaderij en olieterminal uit te voeren. Met de presentatie heeft GZE aan de Staten voorgelegd dat GZE een consortium zal samenstellen met strategische Chinese partners uit onder meer de oil- and gassector alsmede uit de financiële sector om gezamenlijk het project op te pakken.”

Vanuit deze kennis – zo vervolgt Van den Wall-Arnemann in zijn weerwoord – heeft RdK het MDPT gevolgd in haar onderzoek naar de potentiële partners van GZE voor wat betreft de bereidheid deel te nemen aan het project, alsmede of zij over de vereiste knowhow, faciliteiten en executiekracht beschikken. In dat verband is informatie verkregen vanuit senior management/C-level van British Petroleum (BP), de China Development Bank en HQC. Laatstgenoemde is een dochteronderneming van CNPCC en was de beoogd EPC-contractor voor de uitvoering van de modernisering van de raffinaderij, vervolgt de directeur van de overheids-nv die de eigenaar is van de Isla.

,,Tevens hebben lokale technisch specialisten van onze raffinaderij veelvuldig en diepgaande interviews afgenomen met ingenieurs van zowel HQC als BP, teneinde inzicht te krijgen in de technische capaciteiten van deze (beoogd) partners. Van den Wall-Arnemann stelt dat een en ander duidelijk maakt dat de toenmalige voorzitter van MDPT, Wiels, vanuit ‘een ander risicoanalyse’ zich gericht heeft op de toekomstige contractpartners van RdK en het Land Curacao.

,,Immers, GZE had al publiekelijk uitgesproken dat zij het project van de raffinaderij niet (alleen) aan kunnen.”

Wat betreft de twee due diligence- onderzoeken van het externe adviesbureau (bedoeld wordt Ernst & Young) merkt de RdK-directeur op ‘dat geen hoor en wederhoor voor GZE is toegepast’. Hij vraagt zich ‘ten zeerste af’ of het verstandig is conceptuitkomsten van due diligenceonderzoeken (19 januari 2017 en oktober 2017) zonder gedegen toepassing van hoor en wederhoor van GZE, te gebruiken voor het beoordelen van GZE.

,,Als er twijfels rijzen over GZE, dan ligt het voor de hand dat in de eerste plaats bij GZE neer te leggen met grondige voorbereiding en afstemming met GZE.”

Uit verkregen informatie blijkt dat GZE wel degelijk bij diverse gelegenheden, zowel mondeling als schriftelijk is verzocht te reageren op de ontbrekende informatie en rode vlaggen, zoals gebleken uit de voorlopige due diligence-onderzoeken.

Bron: Antilliaans Dagblad