Omdat het gisteren klachten regende bij het Landelijk Actie Komitee Scholieren (LAKS) over het vwo-examen scheikunde, konden we er natuurlijk niet onderuit om dit vak nader te belichten in deze rubriek. Dit examen komt namelijk rechtstreeks van het examenbureau uit Nederland.
Meest gehoorde klacht: te lang van stof en dus kwamen veel scholieren in tijdnood.
Maar het was niet te moeilijk.
“Een examen op niveau”, vond een docent.
Maar wel met bijna drie dezelfde vragen over reactievergelijkingen van zouten, terwijl er geen vraag gesteld werd over dna en eiwitten.
Een vraag die bij goede beantwoording 3 punten opleverde ging over vermiljoen.
Tot aan de 19e eeuw werd het rode pigment vermiljoen veel gebruikt in kunstschildersverven. Het bestaat uit kwik (II) sulfide (HgS) en wordt in de natuur gevonden als het mineraal cinnaber.
Rode partijen op schilderijen waarvoor vermiljoen gebruikt is, kunnen onder invloed van licht langzaam verkleuren: er ontstaan zwarte en witte plekken.
Dat is onomkeerbaar.
Volgens scheikundige Katrien Keune zorgt een kleine hoeveelheid chloride voor de verkleuringen.
Ze onderscheidde drie stappen die een rol spelen bij het degradatieproces, onder andere dat kwik (II) sulfide reageert met de aanwezige chloride-ionen tot kwik, sulfide-ionen en chlooratomen.
De zwarte kleur ontstaat volgens Keune, doordat zeer kleine bolletjes kwik zich hechten aan de nog aanwezige kwik (II) sulfide.
De witte kleur wordt veroorzaakt door de kwikchloriden.
De examinandi moesten onder andere de reactievergelijkingen geven.
Die zal ik de onkundige lezer maar besparen, dat scheelt zeker een hele alinea. Maar als ik ooit eens een oud schilderij zie met zwarte en witte vlekken in het rood, dan weet ik nu hoe dat komt.
Judith Ramautar