
Den Haag – ,,Ik gun het mijn collega van harte dat hij voor het Curaçaohuis mag werken, maar de manier waarop ik aan de kant ben gezet, is niet netjes.”
De Haagse aannemer Mark van Geffen geeft toe dat hij het jammer vindt een klant te zijn verloren, maar hij is vooral teleurgesteld over hoe dat in zijn werk is gegaan.
,,Vier jaar lang heb ik dag en nacht klaar gestaan. Ik was er kind aan huis. Ik heb vier Gevolmachtigde ministers meegemaakt. Paul Comenencia, Marcel van der Plank, Sheldry Osepa en Roy Pieters. Nooit heb ik een klacht gehoord.
Het was een fijne opdrachtgever waar ik graag een stapje harder voor liep”,
aldus Van Geffen. Heel erg lucratief was het werken voor het – eerst nog Antillenhuis zijnde – Kabinet niet.
,,Er was heel weinig budget, in elk geval niet genoeg voor grondig onderhoud. Het was vooral een kwestie van oplapwerk. Gevolmachtigde minister Pieters heeft vorig jaar een plan opgesteld om in een paar jaar tijd het achterstallig onderhoud weg te werken. Ik was daarmee begonnen toen hij werd opgevolgd door mevrouw Marvelyne Wiels. Ik kon stoppen want zij wilde het allemaal anders.”
Van Geffen hoorde vervolgens nooit meer iets.

,,Geen telefoontje, helemaal niks. Later vernam ik via via dat er een andere aannemer, iemand uit Curaçao, de opdracht had gekregen om de ambtswoning te verbouwen. Het geld kon niet op. Ik had nog tien emmers verf staan, die heb ik uiteraard wel in rekening gebracht.”
De Hagenaar zegt een vervelend gevoel aan de kwestie te hebben over gehouden.
,,De mensen van het Curaçaohuis gingen met mij om alsof ik er helemaal bij hoorde. Als de kerstboom moest worden opgezet, belden ze mij.”
Zie ook: Gevaar van instorten Curaçaohuis is een fabeltje
Zie ook: Dossier: Marvelyne Wiels – Gevolmachtigde Minister van Curaçao
Bron: Antilliaans Dagblad