WILLEMSTAD — Het toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) op Curaçao, Aruba en St. Maarten is beperkt. Als een verzekeraar of bank met zetel op Curaçao, St. Maarten of Aruba faalt, kan dit gevolgen hebben voor de BES-eilanden (Bonaire, St. Eustatius en Saba), indien de betrokken instelling door middel van bijvoorbeeld een bijkantoor klanten heeft op de BES-eilanden.

Polis- of rekeninghouders op de BES zouden in dat geval ook worden gedupeerd.

Dat laat minister van Financiën in Nederland Jeroen Dijsselbloem weten in een brief, als reactie op Kamervragen van Aukje de Vries, André Bosman (beiden VVD) en Ronald van Raak (SP) over de ‘problemen bij verzekeraar Ennia op Curaçao en de BES-eilanden’. Dijsselbloem stelt vanwege het genoemde risico belang te hechten aan ‘adequaat financieel toezicht op instellingen die actief zijn op de BES-eilanden, zodat zij financieel gezond zijn en de aanspraken van hun polis- en rekeninghouders kunnen nakomen’.

“Verzekeraar Ennia heeft haar zetel op Curaçao en valt onder toezicht van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS). De CBCS valt onder de verantwoordelijkheid van de landsbesturen van Curaçao en St. Maarten. Op de BES zijn vooral bijkantoren gevestigd van financiële instellingen die hun zetel hebben op Curaçao en St. Maarten”, aldus Dijsselbloem. Hij stelt verder dat de mogelijkheden van DNB, om toezicht te houden op bijkantoren op de BES-eilanden, beperkt zijn: “Prudentieel toezicht op bijkantoren is primair de verantwoordelijkheid van de toezichthouder van het land waar de zetel is gevestigd. In het geval van Ennia, met een bijkantoor op Bonaire, is de toezichthouder CBCS. DNB heeft als toezichthouder van dit eiland slechts beperkte mogelijkheden om op de financiële positie van bijkantoren op de BES-eilanden toe te zien.”

Niet garant

Op vragen van De Vries en Bosman over de verantwoordelijkheid van Nederland en de gevolgen voor de Nederlandse belastingbetaler bij het omvallen van een financiële instelling op Curaçao, Aruba of St. Maarten, stelt Dijsselbloem dat de Nederlandse overheid niet garant staat voor het redden van een lokale financiële instelling op één van die eilanden. Volgens hem draagt de Nederlandse overheid ook geen verantwoordelijkheid in het geval van faillissement van een financiële instelling met zetel op Curaçao.

Dijsselbloem stelt dat DNB, naar aanleiding van signalen over problemen bij Ennia in het najaar van 2013 en vanuit haar toezichttaak en -verantwoordelijkheid richting de polishouders op de BES-eilanden, bij de CBCS informatieverzoeken heeft gedaan. “Vervolgens is DNB met CBCS in overleg getreden over de toezichtaanpak, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in een onderzoek bij Ennia. In juni 2015 heeft DNB haar bevindingen in een vertrouwelijk rapport aan Ennia verzonden”, stelt de Financiën-minister. Dit rapport is uiteindelijk naar het Financieele Dagblad gelekt. DNB heeft echter een geheimhoudingsplicht en dus mogen de instantie, noch Dijsselbloem details uit het rapport loslaten.

Wel heeft DNB in haar jaarverslag 2015 haar zorgen geuit over het functioneren en de integriteit van CBCS en heeft zij in het kader hiervan gevraagd om uitbreiding van haar prudentiële toezichtbevoegdheden. “Per 1 april 2016 is met inwerkingtreding van de Wet financiële markten (Wfm) 2016, het artikel 3:20, eerste lid, van de Wfm BES gewijzigd. Met die wijziging is geëxpliciteerd dat DNB bevoegd is om bij het hoofdkantoor van die bank of verzekeraar, ook als dat hoofdkantoor buiten de BES ligt, informatie op te vragen.” Volgens Dijsselbloem is DNB daardoor niet in alle gevallen volledig afhankelijk van informatie die beschikbaar wordt gemaakt door het hoofdkantoor. Hij stelt echter wel dat deze uitbreiding van toezichtbevoegdheden niets aan de verdeling van de verantwoordelijkheden in het prudentieel toezicht verandert. DNB kan nog steeds alleen beperkt toezicht uitoefenen ten aanzien van de bijkantoren op de BES.

Geen rol bij screening

Volgens de Financiënminister had en heeft het Nederlandse ministerie van Financiën geen rol bij de toetsing van bestuurders van financiële instellingen in het koninkrijk. Dus noch in Nederland zelf, noch op de BES-eilanden of op Aruba, Curaçao en St. Maarten. “Ik meng mij niet in individuele toezichtbeslissingen, waaronder individuele toetsingen”, aldus Dijsselbloem. Bij de eventuele screening van Ennia-eigenaar Hushang Ansary bij zijn intrede in de financiële sector op Curaçao een aantal jaar geleden, heeft het Nederlandse ministerie dus geen rol gehad. “Aangenomen kan worden dat de Bank van de Nederlandse Antillen (BNA, nu CBCS) op grond van de Nederlands-Antilliaanse landsverordeningen ter regulering van de financiële sector verantwoordelijk was voor de screening van bestuurders en houders van een gekwalificeerde deelname in een financiële instelling op Curaçao”, aldus Dijsselbloem. Bij de intrede van Ansary, volgens Van Raak rond 2005, was Emsley Tromp president van de BNA.

Dat is Tromp ook bij CBCS, maar hij is nu geschorst door het Curaçaose ministerie van Financiën, wegens een lopend onderzoek naar hem in verband met witwassen en belastingfraude in de privésfeer.

Ennia

De drie Kamerleden die de brieven naar Dijsselbloem hebben gestuurd deden dit naar aanleiding van berichtgeving in, allereerst, het Financieele Dagblad, waarin werd gemeld dat Ennia financieel zou zijn uitgehold door haar eigenaar, Ansary, onder het toeziend oog van CBCS én DNB. Uiterlijk op 30 juni jl. had Ennia haar jaarcijfers voor 2015 moeten publiceren. Het bedrijf heeft echter om uitstel van publicatie gevraagd, omdat zij naar aanleiding van recente publicaties in de media, het ‘noodzakelijk’ achtte haar cijfers nader te beoordelen. Tot op heden zijn deze cijfers nog niet gepubliceerd. De verzekeraar reageerde vandaag niet op vragen van deze krant over wanneer de jaarcijfers voor het jaar 2015 wel gepubliceerd zullen worden.

Bron: Amigoe