Jardim: Geen gedwongen afvloeiing, maar overheidszaken moeten wel anders
Willemstad – Het ambtenarenapparaat van Curaçao is te groot en daarom te duur voor Curaçao en kan niet door land en economie worden gedragen.
Dit zei minister van Financiën José Jardim, zelf tot voor kort als secretaris-generaal topambtenaar van het ministerie van Financiën, tijdens de behandeling in de openbare vergadering van de Staten van de begroting 2013.
De begroting werd goedgekeurd door een meerderheid van het parlement.
Curaçao kan de kosten van het huidige ambtelijk apparaat met ruim 4.500 personen in overheidsdienst niet (langer) opbrengen.
Voorheen waren er ook zoveel ambtenaren of zelfs meer, maar toen had Curaçao als bestuurscentrum naast zichzelf nog de zorg voor de overige eilandgebieden Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius.
Die zijn sinds 10-10-’10 weggevallen en Curaçao staat op zichzelf, maar met nagenoeg een gelijk gebleven apparaat.
Er moet overeenstemming komen over wat Curaçao en de economie kunnen dragen, zei Jardim in de Staten.
De autonome status van Curaçao als land zou een meer efficiënt en een meer effectief apparaat met zich meebrengen, maar in werkelijkheid behielden de voormalige landsambtenaren en de ex-eilandsambtenaren hun baan en die drukken nu op de begroting van alleen Curaçao.
Met een structureel begrotingstekort is er reden tot zorg, maar de transitieregering overweegt niet om ambtenaren gedwongen te laten afvloeien.
- De ‘Beloning van Personeel’ staat in 2013 voor 373,8 miljoen gulden op de begroting met een totaal aan lasten van 1.618,2 miljoen.
- Voor volgend jaar, 2014, staat de ambtelijke personeelsbeloning voor 483,5 miljoen op de begroting;
- in 2015 voor 491,4 miljoen;
- en in 2016 zelfs voor 506,2 miljoen.
Pas daarna gaat deze post op de meerjarenbegroting enigszins dalen. Samen met andere aan personeel gerelateerde lasten zijn de personeelkosten goed voor zo’n 29 procent van alle overheidsuitgaven. Dat is bijna een derde van de begroting.